Islamic Information and Quran Class Quran Translation

Noble Quran » Nederlands » Sorah Al-Imran ( The Famiy of Imran )

Choose the reader

Nederlands

Sorah Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Verses Number 200
الم ( 1 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 1
A. L. M.
اللَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ الْحَيُّ الْقَيُّومُ ( 2 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 2
Er is geen andere God dan God, de levende en eeuwig levende.
نَزَّلَ عَلَيْكَ الْكِتَابَ بِالْحَقِّ مُصَدِّقًا لِّمَا بَيْنَ يَدَيْهِ وَأَنزَلَ التَّوْرَاةَ وَالْإِنجِيلَ ( 3 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 3
Hij heeft u het boek in waarheid geopenbaard, dat het vroeger geopenbaarde bevestigt. Hij openbaarde de thora en het evangelie reeds vroeger, als leiding voor de menschen. Thans heeft hij de onderscheiding gezonden.
مِن قَبْلُ هُدًى لِّلنَّاسِ وَأَنزَلَ الْفُرْقَانَ ۗ إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا بِآيَاتِ اللَّهِ لَهُمْ عَذَابٌ شَدِيدٌ ۗ وَاللَّهُ عَزِيزٌ ذُو انتِقَامٍ ( 4 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 4
Waarlijk, zij die Gods teekenen niet gelooven, zullen eene vreeselijke straf ontvangen; want God is machtig en kan zich wreken.
إِنَّ اللَّهَ لَا يَخْفَىٰ عَلَيْهِ شَيْءٌ فِي الْأَرْضِ وَلَا فِي السَّمَاءِ ( 5 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 5
Niets is voor God verborgen van hetgeen in den hemel en op aarde is.
هُوَ الَّذِي يُصَوِّرُكُمْ فِي الْأَرْحَامِ كَيْفَ يَشَاءُ ۚ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ( 6 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 6
Hij is het, die u in het lijf uwer moeder naar zijn welbehagen gevormd heeft; buiten hem, den machtige en wijze, is geen God.
هُوَ الَّذِي أَنزَلَ عَلَيْكَ الْكِتَابَ مِنْهُ آيَاتٌ مُّحْكَمَاتٌ هُنَّ أُمُّ الْكِتَابِ وَأُخَرُ مُتَشَابِهَاتٌ ۖ فَأَمَّا الَّذِينَ فِي قُلُوبِهِمْ زَيْغٌ فَيَتَّبِعُونَ مَا تَشَابَهَ مِنْهُ ابْتِغَاءَ الْفِتْنَةِ وَابْتِغَاءَ تَأْوِيلِهِ ۗ وَمَا يَعْلَمُ تَأْوِيلَهُ إِلَّا اللَّهُ ۗ وَالرَّاسِخُونَ فِي الْعِلْمِ يَقُولُونَ آمَنَّا بِهِ كُلٌّ مِّنْ عِندِ رَبِّنَا ۗ وَمَا يَذَّكَّرُ إِلَّا أُولُو الْأَلْبَابِ ( 7 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 7
Hij is het, die u de schrift zond, waarin verschillende verzen klaar en duidelijk zijn, die de grondzuilen van het boek zijn; anderen zijn beeldsprakig. Zij nu, welker harten twijfelen, willen het beeldsprakige volgen, uit liefde tot scheiding en uit lust tot vertolking daarvan. Maar God alleen kent hunne ware beteekenis. Maar zij, die grondig in hunne kennis zijn, zeggen: Wij gelooven daaraan; het geheel is van onzen Heer. Zoo denken slechts de verstandigen.
رَبَّنَا لَا تُزِغْ قُلُوبَنَا بَعْدَ إِذْ هَدَيْتَنَا وَهَبْ لَنَا مِن لَّدُنكَ رَحْمَةً ۚ إِنَّكَ أَنتَ الْوَهَّابُ ( 8 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 8
O Heer! laat onze harten niet meer dwalen, nadat gij ons op den rechten weg hebt geleid. Schenk ons Uwe barmhartigheid; want gij zijt de gever.
رَبَّنَا إِنَّكَ جَامِعُ النَّاسِ لِيَوْمٍ لَّا رَيْبَ فِيهِ ۚ إِنَّ اللَّهَ لَا يُخْلِفُ الْمِيعَادَ ( 9 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 9
O Heer! gij zult eens, op eenen bepaalden dag, de menschen verzamelen, daaraan is geen twijfel; want God herroept zijne belofte niet.
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا لَن تُغْنِيَ عَنْهُمْ أَمْوَالُهُمْ وَلَا أَوْلَادُهُم مِّنَ اللَّهِ شَيْئًا ۖ وَأُولَٰئِكَ هُمْ وَقُودُ النَّارِ ( 10 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 10
Den ongeloovigen zal echter vermogen noch kinderen bij God hebben. Zij zullen tot voedsel van het vuur verstrekken.
كَدَأْبِ آلِ فِرْعَوْنَ وَالَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ ۚ كَذَّبُوا بِآيَاتِنَا فَأَخَذَهُمُ اللَّهُ بِذُنُوبِهِمْ ۗ وَاللَّهُ شَدِيدُ الْعِقَابِ ( 11 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 11
Op de wijze van het volk van Pharao en die welke vóór hen geleefd hebben, beschouwden zij mijne teekens als leugens, God heeft hen gegrepen om hunne zonden, en God is streng in zijne straffen.
قُل لِّلَّذِينَ كَفَرُوا سَتُغْلَبُونَ وَتُحْشَرُونَ إِلَىٰ جَهَنَّمَ ۚ وَبِئْسَ الْمِهَادُ ( 12 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 12
Zeg tot de ongeloovigen: Gij zult overwonnen en in de hel verstooten worden, en een onzalig verblijf hebben.
قَدْ كَانَ لَكُمْ آيَةٌ فِي فِئَتَيْنِ الْتَقَتَا ۖ فِئَةٌ تُقَاتِلُ فِي سَبِيلِ اللَّهِ وَأُخْرَىٰ كَافِرَةٌ يَرَوْنَهُم مِّثْلَيْهِمْ رَأْيَ الْعَيْنِ ۚ وَاللَّهُ يُؤَيِّدُ بِنَصْرِهِ مَن يَشَاءُ ۗ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَعِبْرَةً لِّأُولِي الْأَبْصَارِ ( 13 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 13
Gij hebt reeds een wonder gezien in deze twee legers, die op elkander stieten; de eene schaar kampte voor des Heeren godsdienst, de andere was ongeloovig. De eene hield de andere voor twee malen zoo sterk als zich zelve; want God sterkt met zijne hulp wien Hij wil. Waarlijk, daarin was een voorbeeld voor verstandige menschen.
زُيِّنَ لِلنَّاسِ حُبُّ الشَّهَوَاتِ مِنَ النِّسَاءِ وَالْبَنِينَ وَالْقَنَاطِيرِ الْمُقَنطَرَةِ مِنَ الذَّهَبِ وَالْفِضَّةِ وَالْخَيْلِ الْمُسَوَّمَةِ وَالْأَنْعَامِ وَالْحَرْثِ ۗ ذَٰلِكَ مَتَاعُ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا ۖ وَاللَّهُ عِندَهُ حُسْنُ الْمَآبِ ( 14 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 14
Den menschen werd prikkel en begeerte tot vrouwen, kinderen, goud en zilver, edele paarden, kudden en akkers ingeplant; dit zijn allen slechts de genietingen van dit leven, doch de schoonste terugkeer is die tot God.
قُلْ أَؤُنَبِّئُكُم بِخَيْرٍ مِّن ذَٰلِكُمْ ۚ لِلَّذِينَ اتَّقَوْا عِندَ رَبِّهِمْ جَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا وَأَزْوَاجٌ مُّطَهَّرَةٌ وَرِضْوَانٌ مِّنَ اللَّهِ ۗ وَاللَّهُ بَصِيرٌ بِالْعِبَادِ ( 15 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 15
Zeg, kan ik u betere dingen dan deze verkondigen? De vromen zullen bij hunnen Heer eens tuinen vinden met wateren doorsneden, en eeuwig zullen zij daarin verblijven; onbevlekte vrouwen en Gods welbehagen zijn hun ten deel, God slaat zijne dienaren gade.
الَّذِينَ يَقُولُونَ رَبَّنَا إِنَّنَا آمَنَّا فَاغْفِرْ لَنَا ذُنُوبَنَا وَقِنَا عَذَابَ النَّارِ ( 16 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 16
Die zeggen: o Heer! wij zijn geloovigen; vergeef ons onze zonden en bevrijd ons van de straf van het hellevuur.
الصَّابِرِينَ وَالصَّادِقِينَ وَالْقَانِتِينَ وَالْمُنفِقِينَ وَالْمُسْتَغْفِرِينَ بِالْأَسْحَارِ ( 17 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 17
Zoo spreken de geduldigen, de waarheidminnenden, de aandachtigen; zij die aalmoezen geven en bij iederen zonsopgang om Gods genade smeeken.
شَهِدَ اللَّهُ أَنَّهُ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ وَالْمَلَائِكَةُ وَأُولُو الْعِلْمِ قَائِمًا بِالْقِسْطِ ۚ لَا إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ( 18 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 18
God heeft het zelf betuigd, dat er buiten hem geen God bestaat: de engelen en de menschen met verstand begaafd, bevestigen het in waarheid: Er is geen andere God dan hij, de machtige en wijze.
إِنَّ الدِّينَ عِندَ اللَّهِ الْإِسْلَامُ ۗ وَمَا اخْتَلَفَ الَّذِينَ أُوتُوا الْكِتَابَ إِلَّا مِن بَعْدِ مَا جَاءَهُمُ الْعِلْمُ بَغْيًا بَيْنَهُمْ ۗ وَمَن يَكْفُرْ بِآيَاتِ اللَّهِ فَإِنَّ اللَّهَ سَرِيعُ الْحِسَابِ ( 19 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 19
De ware godsdienst des Heeren is de Islam, en zij die de schrift hadden ontvangen, werden het niet eerder oneens, dan nadat de kennis onder hen was gekomen; toen werden zij uit nijd oneens met elkander; maar hij die niet in de teekenen van God gelooft, wete, dat God snel is om rekenschap te vragen.
فَإِنْ حَاجُّوكَ فَقُلْ أَسْلَمْتُ وَجْهِيَ لِلَّهِ وَمَنِ اتَّبَعَنِ ۗ وَقُل لِّلَّذِينَ أُوتُوا الْكِتَابَ وَالْأُمِّيِّينَ أَأَسْلَمْتُمْ ۚ فَإِنْ أَسْلَمُوا فَقَدِ اهْتَدَوا ۖ وَّإِن تَوَلَّوْا فَإِنَّمَا عَلَيْكَ الْبَلَاغُ ۗ وَاللَّهُ بَصِيرٌ بِالْعِبَادِ ( 20 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 20
Indien zij met u twisten, zeg dan: Ik heb mij aan God overgegeven, evenals zij die mij volgen. Zeg tot hen, die de schrift hebben ontvangen en tot de onwetenden: Neemt gij den Islam aan? Zoo zij hem aannemen, zijn zij op den rechten weg; zoo zij echter weigeren, moet gij hun slechts prediken; want God ziet zijne dienaren.
إِنَّ الَّذِينَ يَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ وَيَقْتُلُونَ النَّبِيِّينَ بِغَيْرِ حَقٍّ وَيَقْتُلُونَ الَّذِينَ يَأْمُرُونَ بِالْقِسْطِ مِنَ النَّاسِ فَبَشِّرْهُم بِعَذَابٍ أَلِيمٍ ( 21 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 21
En diegenen welke de teekenen Gods loochenen en de profeten zonder oorzaak dooden, en hen vermoorden die recht en gerechtigheid prediken, verkondig hun eene pijnlijke straf.
أُولَٰئِكَ الَّذِينَ حَبِطَتْ أَعْمَالُهُمْ فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ ( 22 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 22
Deze zijn het, wier werken voor deze en de toekomstige wereld verloren zijn; en zij zullen niemand hebben om hen te helpen.
أَلَمْ تَرَ إِلَى الَّذِينَ أُوتُوا نَصِيبًا مِّنَ الْكِتَابِ يُدْعَوْنَ إِلَىٰ كِتَابِ اللَّهِ لِيَحْكُمَ بَيْنَهُمْ ثُمَّ يَتَوَلَّىٰ فَرِيقٌ مِّنْهُمْ وَهُم مُّعْرِضُونَ ( 23 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 23
Hebt gij hen niet opgemerkt, die een deel der openbaring hebben ontvangen? Zij werden op de schrift van God gewezen, daar deze de strijdpunten besliste; maar een deel van hen keerde zich om en verwijderde zich.
ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ قَالُوا لَن تَمَسَّنَا النَّارُ إِلَّا أَيَّامًا مَّعْدُودَاتٍ ۖ وَغَرَّهُمْ فِي دِينِهِم مَّا كَانُوا يَفْتَرُونَ ( 24 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 24
Dit deden zij omdat zij zeiden: "Het Hellevuur treft ons slechts een bepaald aantal dagen," en zoo vervielen zij, door eigene denkbeelden in den godsdienst, tot dwaling.
فَكَيْفَ إِذَا جَمَعْنَاهُمْ لِيَوْمٍ لَّا رَيْبَ فِيهِ وَوُفِّيَتْ كُلُّ نَفْسٍ مَّا كَسَبَتْ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ ( 25 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 25
Hoe zal het zijn, als wij hen op den dag verzamelen, waarover geen twijfel is, en iedere ziel zijn verdiend loon zal ontvangen? Niemand zal dan onrechtvaardig behandeld worden.
قُلِ اللَّهُمَّ مَالِكَ الْمُلْكِ تُؤْتِي الْمُلْكَ مَن تَشَاءُ وَتَنزِعُ الْمُلْكَ مِمَّن تَشَاءُ وَتُعِزُّ مَن تَشَاءُ وَتُذِلُّ مَن تَشَاءُ ۖ بِيَدِكَ الْخَيْرُ ۖ إِنَّكَ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ( 26 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 26
Zeg: o God! gij die het rijk bezit, gij geeft het rijk aan wien gij wilt, en gij ontneemt het wien gij wilt, en gij verhoogt en gij vernedert wien gij wilt. In uwe hand is al het goede; want gij zijt almachtig.
تُولِجُ اللَّيْلَ فِي النَّهَارِ وَتُولِجُ النَّهَارَ فِي اللَّيْلِ ۖ وَتُخْرِجُ الْحَيَّ مِنَ الْمَيِّتِ وَتُخْرِجُ الْمَيِّتَ مِنَ الْحَيِّ ۖ وَتَرْزُقُ مَن تَشَاءُ بِغَيْرِ حِسَابٍ ( 27 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 27
Op den nacht laat gij den dag en op den dag den nacht volgen; gij brengt het leven uit den dood voort. Gij geeft voedsel aan wien gij wilt, zonder maat.
لَّا يَتَّخِذِ الْمُؤْمِنُونَ الْكَافِرِينَ أَوْلِيَاءَ مِن دُونِ الْمُؤْمِنِينَ ۖ وَمَن يَفْعَلْ ذَٰلِكَ فَلَيْسَ مِنَ اللَّهِ فِي شَيْءٍ إِلَّا أَن تَتَّقُوا مِنْهُمْ تُقَاةً ۗ وَيُحَذِّرُكُمُ اللَّهُ نَفْسَهُ ۗ وَإِلَى اللَّهِ الْمَصِيرُ ( 28 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 28
Laten de geloovigen geene ongeloovigen, in plaats van geloovigen tot beschermers nemen. Zij die dit echter doen, hebben van God in niets op bijstand te hopen, of gij moest gevaar van hen vreezen; maar God zelf zal u beschermen en gij zult eens tot hem komen.
قُلْ إِن تُخْفُوا مَا فِي صُدُورِكُمْ أَوْ تُبْدُوهُ يَعْلَمْهُ اللَّهُ ۗ وَيَعْلَمُ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ ۗ وَاللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ( 29 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 29
Zeg: gij moogt geheim houden wat in uwe harten is, of het openbaar maken. God weet het; want hij weet wat in den hemel en wat op aarde is; God is almachtig.
يَوْمَ تَجِدُ كُلُّ نَفْسٍ مَّا عَمِلَتْ مِنْ خَيْرٍ مُّحْضَرًا وَمَا عَمِلَتْ مِن سُوءٍ تَوَدُّ لَوْ أَنَّ بَيْنَهَا وَبَيْنَهُ أَمَدًا بَعِيدًا ۗ وَيُحَذِّرُكُمُ اللَّهُ نَفْسَهُ ۗ وَاللَّهُ رَءُوفٌ بِالْعِبَادِ ( 30 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 30
Op den jongsten dag zal iedere ziel het goede tegenwoordig vinden wat zij gedaan heeft, en zal wenschen, dat tusschen haar en het booze hetwelk zij verricht heeft, eene groote klove moge zijn. God zal u echter zelf beschutten; want hij is genadig omtrent zijne dienaren.
قُلْ إِن كُنتُمْ تُحِبُّونَ اللَّهَ فَاتَّبِعُونِي يُحْبِبْكُمُ اللَّهُ وَيَغْفِرْ لَكُمْ ذُنُوبَكُمْ ۗ وَاللَّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ( 31 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 31
Zeg: Indien gij God mint, volgt mij. God zal u beminnen en uwe zonden vergeven, want God is vergevend en barmhartig.
قُلْ أَطِيعُوا اللَّهَ وَالرَّسُولَ ۖ فَإِن تَوَلَّوْا فَإِنَّ اللَّهَ لَا يُحِبُّ الْكَافِرِينَ ( 32 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 32
Zeg: gehoorzaamt God en zijnen profeet; wendt gij u echter af, weet, God bemint waarlijk de ongeloovigen niet.
إِنَّ اللَّهَ اصْطَفَىٰ آدَمَ وَنُوحًا وَآلَ إِبْرَاهِيمَ وَآلَ عِمْرَانَ عَلَى الْعَالَمِينَ ( 33 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 33
Zekerlijk, God heeft Adam en Noach en het gezin van Abraham en de familie Imram boven alle andere menschen gekozen.
ذُرِّيَّةً بَعْضُهَا مِن بَعْضٍ ۗ وَاللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ( 34 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 34
Het eene geslacht sproot uit het andere voort. God hoort en kent alles.
إِذْ قَالَتِ امْرَأَتُ عِمْرَانَ رَبِّ إِنِّي نَذَرْتُ لَكَ مَا فِي بَطْنِي مُحَرَّرًا فَتَقَبَّلْ مِنِّي ۖ إِنَّكَ أَنتَ السَّمِيعُ الْعَلِيمُ ( 35 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 35
Gedenkt dat de vrouw van Imram zeide: O Heer! ik heb u geofferd hetgeen in mijnen boezem is, om aan u te worden gewijd; neem het aan; want gij hoort en weet alles.
فَلَمَّا وَضَعَتْهَا قَالَتْ رَبِّ إِنِّي وَضَعْتُهَا أُنثَىٰ وَاللَّهُ أَعْلَمُ بِمَا وَضَعَتْ وَلَيْسَ الذَّكَرُ كَالْأُنثَىٰ ۖ وَإِنِّي سَمَّيْتُهَا مَرْيَمَ وَإِنِّي أُعِيذُهَا بِكَ وَذُرِّيَّتَهَا مِنَ الشَّيْطَانِ الرَّجِيمِ ( 36 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 36
Toen zij gebaard had, zeide zij: Heer! waarlijk, ik heb een meisje voortgebracht (God wist wel wat zij voortgebracht had), en een knaap is niet gelijk een meisje. Ik heb haar Maria genaamd; haar en hare nakomelingschap stel ik onder uwe bescherming tegen den gesteenigden satan.
فَتَقَبَّلَهَا رَبُّهَا بِقَبُولٍ حَسَنٍ وَأَنبَتَهَا نَبَاتًا حَسَنًا وَكَفَّلَهَا زَكَرِيَّا ۖ كُلَّمَا دَخَلَ عَلَيْهَا زَكَرِيَّا الْمِحْرَابَ وَجَدَ عِندَهَا رِزْقًا ۖ قَالَ يَا مَرْيَمُ أَنَّىٰ لَكِ هَٰذَا ۖ قَالَتْ هُوَ مِنْ عِندِ اللَّهِ ۖ إِنَّ اللَّهَ يَرْزُقُ مَن يَشَاءُ بِغَيْرِ حِسَابٍ ( 37 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 37
God nam haar met welgevallen aan, en liet een uitmuntenden tak uit haar voortspruiten Zacharias droeg zorg voor haar. Toen Zacharias in hare kamer kwam, vond hij spijzen bij haar. O Maria! van wien bekomt gij dit? Zij antwoordde: Van God; want God spijst wien hij wil, zonder het te rekenen.
هُنَالِكَ دَعَا زَكَرِيَّا رَبَّهُ ۖ قَالَ رَبِّ هَبْ لِي مِن لَّدُنكَ ذُرِّيَّةً طَيِّبَةً ۖ إِنَّكَ سَمِيعُ الدُّعَاءِ ( 38 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 38
Daarop bad Zacharias God, en zeide: o God! schenk mij eene gezegende nakomelingschap; want Gij zijt de verhoorder der gebeden.
فَنَادَتْهُ الْمَلَائِكَةُ وَهُوَ قَائِمٌ يُصَلِّي فِي الْمِحْرَابِ أَنَّ اللَّهَ يُبَشِّرُكَ بِيَحْيَىٰ مُصَدِّقًا بِكَلِمَةٍ مِّنَ اللَّهِ وَسَيِّدًا وَحَصُورًا وَنَبِيًّا مِّنَ الصَّالِحِينَ ( 39 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 39
Terwijl hij nog in de kamer stond te bidden, riepen de engelen hem toe: God verkondigt u de geboorte van Yahia, die Gods woord zal bevestigen. Hij zal een eerwaardig en kuisch man zijn en een rechtvaardig profeet.
قَالَ رَبِّ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي غُلَامٌ وَقَدْ بَلَغَنِيَ الْكِبَرُ وَامْرَأَتِي عَاقِرٌ ۖ قَالَ كَذَٰلِكَ اللَّهُ يَفْعَلُ مَا يَشَاءُ ( 40 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 40
Hij antwoordde: Hoe zal ik een zoon krijgen; ik ben reeds door den ouderdom bereikt en mijne vrouw is onvruchtbaar? De engel antwoordde: God doet wat hij wil.
قَالَ رَبِّ اجْعَل لِّي آيَةً ۖ قَالَ آيَتُكَ أَلَّا تُكَلِّمَ النَّاسَ ثَلَاثَةَ أَيَّامٍ إِلَّا رَمْزًا ۗ وَاذْكُر رَّبَّكَ كَثِيرًا وَسَبِّحْ بِالْعَشِيِّ وَالْإِبْكَارِ ( 41 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 41
Zacharias zeide: o Heer! geef mij een teeken. Hij antwoordde: Dit zal u een teeken zijn, dat gij drie dagen lang slechts met gebaarden tot de menschen zult kunnen spreken. Gedenk uwen Heer dikwijls, en loof hem des avonds en des ochtends.
وَإِذْ قَالَتِ الْمَلَائِكَةُ يَا مَرْيَمُ إِنَّ اللَّهَ اصْطَفَاكِ وَطَهَّرَكِ وَاصْطَفَاكِ عَلَىٰ نِسَاءِ الْعَالَمِينَ ( 42 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 42
De engelen zeiden tot Maria: God heeft u gekozen, gezuiverd en boven alle andere vrouwen der wereld uitverkoren.
يَا مَرْيَمُ اقْنُتِي لِرَبِّكِ وَاسْجُدِي وَارْكَعِي مَعَ الرَّاكِعِينَ ( 43 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 43
O Maria! wees uwen Heer onderdanig; vereer hem en kniel neder met hem, die voor hem nederknielen.
ذَٰلِكَ مِنْ أَنبَاءِ الْغَيْبِ نُوحِيهِ إِلَيْكَ ۚ وَمَا كُنتَ لَدَيْهِمْ إِذْ يُلْقُونَ أَقْلَامَهُمْ أَيُّهُمْ يَكْفُلُ مَرْيَمَ وَمَا كُنتَ لَدَيْهِمْ إِذْ يَخْتَصِمُونَ ( 44 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 44
Dit is eene geheime geschiedenis, die wij u openbaren. Gij waart er niet bij, toen zij hunne roeden wierpen, wie zorg voor Maria zou dragen; gij waart niet er bij, toen zij er om streden.
إِذْ قَالَتِ الْمَلَائِكَةُ يَا مَرْيَمُ إِنَّ اللَّهَ يُبَشِّرُكِ بِكَلِمَةٍ مِّنْهُ اسْمُهُ الْمَسِيحُ عِيسَى ابْنُ مَرْيَمَ وَجِيهًا فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ وَمِنَ الْمُقَرَّبِينَ ( 45 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 45
De engelen zeiden verder; o Maria! God verkondigt u zijn woord; zijn naam zal zijn: Jezus Christus, zoon van Maria. Heerlijk zal hij zijn in deze en in de toekomstige wereld, en een van hen die in Gods nabijheid zijn.
وَيُكَلِّمُ النَّاسَ فِي الْمَهْدِ وَكَهْلًا وَمِنَ الصَّالِحِينَ ( 46 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 46
En hij zal tot de menschen spreken als kind in de wieg en als volwassen man, en zal een vroom man zijn.
قَالَتْ رَبِّ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي وَلَدٌ وَلَمْ يَمْسَسْنِي بَشَرٌ ۖ قَالَ كَذَٰلِكِ اللَّهُ يَخْلُقُ مَا يَشَاءُ ۚ إِذَا قَضَىٰ أَمْرًا فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُ كُن فَيَكُونُ ( 47 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 47
O Heer! antwoordde Maria: Hoe zal ik een zoon baren, terwijl geen man mij heeft aangeraakt!" De engel antwoordde: God doet wat en hoe hij wil; en heeft hij eene zaak besloten, dan zegt hij slechts: Wees, en het is.
وَيُعَلِّمُهُ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَالتَّوْرَاةَ وَالْإِنجِيلَ ( 48 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 48
Hij zal hem ook onderwijzen in de schrift en de wijsheid, in de thora en het evangelie en hem tot de kinderen Israëls zenden,
وَرَسُولًا إِلَىٰ بَنِي إِسْرَائِيلَ أَنِّي قَدْ جِئْتُكُم بِآيَةٍ مِّن رَّبِّكُمْ ۖ أَنِّي أَخْلُقُ لَكُم مِّنَ الطِّينِ كَهَيْئَةِ الطَّيْرِ فَأَنفُخُ فِيهِ فَيَكُونُ طَيْرًا بِإِذْنِ اللَّهِ ۖ وَأُبْرِئُ الْأَكْمَهَ وَالْأَبْرَصَ وَأُحْيِي الْمَوْتَىٰ بِإِذْنِ اللَّهِ ۖ وَأُنَبِّئُكُم بِمَا تَأْكُلُونَ وَمَا تَدَّخِرُونَ فِي بُيُوتِكُمْ ۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَآيَةً لَّكُمْ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ( 49 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 49
Zeggende: Ik kom tot u met teekens van uwen Heer. Ik wil u uit klei een vogel maken, ik zal er op blazen, en hij zal, met Gods verlof, een levende vogel worden, en ik zal den blindgeborene en den melaatsche genezen, en met Gods verlof dooden levend maken. Ik zal u zeggen wat gij eet en verder in uwe huizen verricht. Dit alles zal u een teeken wezen, indien gij geloovig zijt.
وَمُصَدِّقًا لِّمَا بَيْنَ يَدَيَّ مِنَ التَّوْرَاةِ وَلِأُحِلَّ لَكُم بَعْضَ الَّذِي حُرِّمَ عَلَيْكُمْ ۚ وَجِئْتُكُم بِآيَةٍ مِّن رَّبِّكُمْ فَاتَّقُوا اللَّهَ وَأَطِيعُونِ ( 50 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 50
Ik kom om de thora te bevestigen, die gij vóór mij hebt ontvangen; ik zal u het gebruik van eenige zaken veroorloven, die u vroeger verboden zijn. Ik kom tot u met teekens van uwen Heer. Vreest God en gehoorzaamt mij.
إِنَّ اللَّهَ رَبِّي وَرَبُّكُمْ فَاعْبُدُوهُ ۗ هَٰذَا صِرَاطٌ مُّسْتَقِيمٌ ( 51 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 51
Hij is mijn en uw Heer. Vereert hem; dit is de rechte weg.
فَلَمَّا أَحَسَّ عِيسَىٰ مِنْهُمُ الْكُفْرَ قَالَ مَنْ أَنصَارِي إِلَى اللَّهِ ۖ قَالَ الْحَوَارِيُّونَ نَحْنُ أَنصَارُ اللَّهِ آمَنَّا بِاللَّهِ وَاشْهَدْ بِأَنَّا مُسْلِمُونَ ( 52 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 52
Toen Jezus hun ongeloof zag, zeide hij: Wie wil mij voor Gods zaak helpen. De apostelen antwoordden: Wij willen Gods helpers zijn; wij gelooven aan God; betuig het, dat wij geloovigen zijn.
رَبَّنَا آمَنَّا بِمَا أَنزَلْتَ وَاتَّبَعْنَا الرَّسُولَ فَاكْتُبْنَا مَعَ الشَّاهِدِينَ ( 53 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 53
O Heer! wij gelooven aan wat gij geopenbaard hebt, wij gelooven uwen afgezant; schrijf ons daarom in, bij het getal der getuigen.
وَمَكَرُوا وَمَكَرَ اللَّهُ ۖ وَاللَّهُ خَيْرُ الْمَاكِرِينَ ( 54 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 54
De Joden verzonnen eene list; God bedacht beter tegen hen, en God is de listigste.
إِذْ قَالَ اللَّهُ يَا عِيسَىٰ إِنِّي مُتَوَفِّيكَ وَرَافِعُكَ إِلَيَّ وَمُطَهِّرُكَ مِنَ الَّذِينَ كَفَرُوا وَجَاعِلُ الَّذِينَ اتَّبَعُوكَ فَوْقَ الَّذِينَ كَفَرُوا إِلَىٰ يَوْمِ الْقِيَامَةِ ۖ ثُمَّ إِلَيَّ مَرْجِعُكُمْ فَأَحْكُمُ بَيْنَكُمْ فِيمَا كُنتُمْ فِيهِ تَخْتَلِفُونَ ( 55 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 55
God zeide: o Jezus! ik wil u doen sterven en u tot mij verheffen, en u van de ongeloovigen bevrijden; en hen die u gevolgd zijn, wil ik boven de ongeloovigen plaatsen, tot den dag der opstanding. Gij zult allen tot mij terugkeeren, en ik zal tusschen u richten over de strijdpunten.
فَأَمَّا الَّذِينَ كَفَرُوا فَأُعَذِّبُهُمْ عَذَابًا شَدِيدًا فِي الدُّنْيَا وَالْآخِرَةِ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ ( 56 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 56
Ik zal de ongeloovigen in deze en in de volgende wereld streng bestraffen, en niemand zal hen helpen.
وَأَمَّا الَّذِينَ آمَنُوا وَعَمِلُوا الصَّالِحَاتِ فَيُوَفِّيهِمْ أُجُورَهُمْ ۗ وَاللَّهُ لَا يُحِبُّ الظَّالِمِينَ ( 57 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 57
Maar zij die gelooven en doen wat goed is, zullen hun loon ontvangen; want God bemint de onrechtvaardigen niet.
ذَٰلِكَ نَتْلُوهُ عَلَيْكَ مِنَ الْآيَاتِ وَالذِّكْرِ الْحَكِيمِ ( 58 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 58
Deze teekens en wijze waarschuwingen maken wij u bekend.
إِنَّ مَثَلَ عِيسَىٰ عِندَ اللَّهِ كَمَثَلِ آدَمَ ۖ خَلَقَهُ مِن تُرَابٍ ثُمَّ قَالَ لَهُ كُن فَيَكُونُ ( 59 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 59
In de oogen van God is Jezus gelijk aan Adam; hij schiep hem uit stof en zeide: Zij, en hij was.
الْحَقُّ مِن رَّبِّكَ فَلَا تَكُن مِّنَ الْمُمْتَرِينَ ( 60 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 60
Deze waarheid komt van God; wees dus geen twijfelaar.
فَمَنْ حَاجَّكَ فِيهِ مِن بَعْدِ مَا جَاءَكَ مِنَ الْعِلْمِ فَقُلْ تَعَالَوْا نَدْعُ أَبْنَاءَنَا وَأَبْنَاءَكُمْ وَنِسَاءَنَا وَنِسَاءَكُمْ وَأَنفُسَنَا وَأَنفُسَكُمْ ثُمَّ نَبْتَهِلْ فَنَجْعَل لَّعْنَتَ اللَّهِ عَلَى الْكَاذِبِينَ ( 61 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 61
Indien iemand, nadat gij de ware kennis hebt gekregen, daarover met u twisten wil, zeg dan: Kom, laat ons onze en uwe zonen te zamen roepen, onze en uwe vrouwen, onze en uwe slaven, en tot God bidden, en Gods vloek over de leugenaars inroepen.
إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ الْقَصَصُ الْحَقُّ ۚ وَمَا مِنْ إِلَٰهٍ إِلَّا اللَّهُ ۚ وَإِنَّ اللَّهَ لَهُوَ الْعَزِيزُ الْحَكِيمُ ( 62 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 62
Dit is eene ware geschiedenis, en er is geen God, buiten God en God is machtig en wijs.
فَإِن تَوَلَّوْا فَإِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ بِالْمُفْسِدِينَ ( 63 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 63
Indien zij omkeeren; waarlijk, God kent de goddeloozen.
قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ تَعَالَوْا إِلَىٰ كَلِمَةٍ سَوَاءٍ بَيْنَنَا وَبَيْنَكُمْ أَلَّا نَعْبُدَ إِلَّا اللَّهَ وَلَا نُشْرِكَ بِهِ شَيْئًا وَلَا يَتَّخِذَ بَعْضُنَا بَعْضًا أَرْبَابًا مِّن دُونِ اللَّهِ ۚ فَإِن تَوَلَّوْا فَقُولُوا اشْهَدُوا بِأَنَّا مُسْلِمُونَ ( 64 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 64
Zeg: o gij! die de schrift hebt ontvangen, komt en laat ons de volgende vereeniging tusschen ons vinden: Laat ons slechts God vereeren, en geen schepsel met hem gelijk stellen, en dat geen van ons een ander, buiten God, als Heer erkenne en aanbidde. Weigeren zij dit, zeg dan: Wees getuige, dat wij trouwe geloovigen zijn.
يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تُحَاجُّونَ فِي إِبْرَاهِيمَ وَمَا أُنزِلَتِ التَّوْرَاةُ وَالْإِنجِيلُ إِلَّا مِن بَعْدِهِ ۚ أَفَلَا تَعْقِلُونَ ( 65 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 65
O gij! die de schrift hebt ontvangen, waarom twist gij omtrent Abraham? De thora en het evangelie werden toch eerst na zijnen tijd geopenbaard. Begrijpt gij dit niet?
هَا أَنتُمْ هَٰؤُلَاءِ حَاجَجْتُمْ فِيمَا لَكُم بِهِ عِلْمٌ فَلِمَ تُحَاجُّونَ فِيمَا لَيْسَ لَكُم بِهِ عِلْمٌ ۚ وَاللَّهُ يَعْلَمُ وَأَنتُمْ لَا تَعْلَمُونَ ( 66 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 66
Gij, die immer twist omtrent zaken, welke gij kunt weten, waarom strijdt gij omtrent zaken, die gij niet kunt weten. God weet, maar gij weet niet.
مَا كَانَ إِبْرَاهِيمُ يَهُودِيًّا وَلَا نَصْرَانِيًّا وَلَٰكِن كَانَ حَنِيفًا مُّسْلِمًا وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِينَ ( 67 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 67
Abraham was noch Jood noch Christen, maar hij was vroom en God onderworpen en geen afgodendienaar.
إِنَّ أَوْلَى النَّاسِ بِإِبْرَاهِيمَ لَلَّذِينَ اتَّبَعُوهُ وَهَٰذَا النَّبِيُّ وَالَّذِينَ آمَنُوا ۗ وَاللَّهُ وَلِيُّ الْمُؤْمِنِينَ ( 68 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 68
Die, welke Abraham volgen, komen hem het dichtst nabij, en zijn profeet (Mahomet) en de geloovigen. God is de beschermer der geloovigen.
وَدَّت طَّائِفَةٌ مِّنْ أَهْلِ الْكِتَابِ لَوْ يُضِلُّونَكُمْ وَمَا يُضِلُّونَ إِلَّا أَنفُسَهُمْ وَمَا يَشْعُرُونَ ( 69 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 69
Eenigen van hen die de schrift hebben ontvangen, zouden u willen verleiden, maar zij verleiden slechts zich zelven, en zij bemerken het niet.
يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ وَأَنتُمْ تَشْهَدُونَ ( 70 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 70
O gij bezitters der schrift! waarom loochent gij Gods teekenen, terwijl gij zelven er getuigen van waart.
يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تَلْبِسُونَ الْحَقَّ بِالْبَاطِلِ وَتَكْتُمُونَ الْحَقَّ وَأَنتُمْ تَعْلَمُونَ ( 71 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 71
O gij! die de schrift hebt ontvangen, bemantelt de waarheid toch niet met de onwaarheid, om de waarheid te verbergen, terwijl gij die kent.
وَقَالَت طَّائِفَةٌ مِّنْ أَهْلِ الْكِتَابِ آمِنُوا بِالَّذِي أُنزِلَ عَلَى الَّذِينَ آمَنُوا وَجْهَ النَّهَارِ وَاكْفُرُوا آخِرَهُ لَعَلَّهُمْ يَرْجِعُونَ ( 72 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 72
Eenigen van hen, die de schrift bezitten, zeggen: Geloof des ochtends aan het boek, den geloovigen gezonden, en loochen het des avonds weder; opdat zij weder terugkeeren.
وَلَا تُؤْمِنُوا إِلَّا لِمَن تَبِعَ دِينَكُمْ قُلْ إِنَّ الْهُدَىٰ هُدَى اللَّهِ أَن يُؤْتَىٰ أَحَدٌ مِّثْلَ مَا أُوتِيتُمْ أَوْ يُحَاجُّوكُمْ عِندَ رَبِّكُمْ ۗ قُلْ إِنَّ الْفَضْلَ بِيَدِ اللَّهِ يُؤْتِيهِ مَن يَشَاءُ ۗ وَاللَّهُ وَاسِعٌ عَلِيمٌ ( 73 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 73
Geloof slechts hem, die uwen godsdienst volgt. Zeg: De ware leiding is Gods leiding; indien zij ook een ander is geopenbaard, zooals zij u gegeven is. Zullen zij voor God met u strijden? Zeg hun: Al het goede is in Gods hand. Hij geeft het aan wien hij wil; want hij is goed en wijs.
يَخْتَصُّ بِرَحْمَتِهِ مَن يَشَاءُ ۗ وَاللَّهُ ذُو الْفَضْلِ الْعَظِيمِ ( 74 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 74
Hij zal zijne barmhartigheid verleenen aan wien hij wil; want God bezit groote genade.
وَمِنْ أَهْلِ الْكِتَابِ مَنْ إِن تَأْمَنْهُ بِقِنطَارٍ يُؤَدِّهِ إِلَيْكَ وَمِنْهُم مَّنْ إِن تَأْمَنْهُ بِدِينَارٍ لَّا يُؤَدِّهِ إِلَيْكَ إِلَّا مَا دُمْتَ عَلَيْهِ قَائِمًا ۗ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ قَالُوا لَيْسَ عَلَيْنَا فِي الْأُمِّيِّينَ سَبِيلٌ وَيَقُولُونَ عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ( 75 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 75
Onder hen die de schrift hebben ontvangen zijn er, die gij een talent kunt toevertrouwen; zij zullen u dit teruggeven; maar er zijn ook anderen, die u een, hun geleenden dinar, niet zullen teruggeven, indien gij hen niet aanhoudend dit herinnert. Dit geschiedt omdat zij zeggen: Wij hebben geen verplichting omtrent de onwetenden. Maar zij liegen omtrent God, tegen beter weten aan,
بَلَىٰ مَنْ أَوْفَىٰ بِعَهْدِهِ وَاتَّقَىٰ فَإِنَّ اللَّهَ يُحِبُّ الْمُتَّقِينَ ( 76 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 76
Hij, die zijne verplichtingen nakomt en God vreest, dien bemint God.
إِنَّ الَّذِينَ يَشْتَرُونَ بِعَهْدِ اللَّهِ وَأَيْمَانِهِمْ ثَمَنًا قَلِيلًا أُولَٰئِكَ لَا خَلَاقَ لَهُمْ فِي الْآخِرَةِ وَلَا يُكَلِّمُهُمُ اللَّهُ وَلَا يَنظُرُ إِلَيْهِمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ وَلَا يُزَكِّيهِمْ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ( 77 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 77
Die met Gods verbond handel drijven en met hunnen eed, voor een nietigen prijs, hebben geen deel aan het volgende leven; op den dag der opstanding zal God hen niet aanspreken. Hij zal geen enkelen blik op hen werpen en hen niet reinigen; maar zij zullen een strenge straf ondergaan.
وَإِنَّ مِنْهُمْ لَفَرِيقًا يَلْوُونَ أَلْسِنَتَهُم بِالْكِتَابِ لِتَحْسَبُوهُ مِنَ الْكِتَابِ وَمَا هُوَ مِنَ الْكِتَابِ وَيَقُولُونَ هُوَ مِنْ عِندِ اللَّهِ وَمَا هُوَ مِنْ عِندِ اللَّهِ وَيَقُولُونَ عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ وَهُمْ يَعْلَمُونَ ( 78 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 78
Velen van hen lezen hunne vervalschingen van de schrift zóó voor, dat gij zoudt gelooven, dat het werkelijk in de schrift voorhanden was. Dit is niet zoo in de schrift, en zij antwoorden: Dit is van God, maar het is niet van God, en zij zeggen leugens van God, tegen beter weten aan.
مَا كَانَ لِبَشَرٍ أَن يُؤْتِيَهُ اللَّهُ الْكِتَابَ وَالْحُكْمَ وَالنُّبُوَّةَ ثُمَّ يَقُولَ لِلنَّاسِ كُونُوا عِبَادًا لِّي مِن دُونِ اللَّهِ وَلَٰكِن كُونُوا رَبَّانِيِّينَ بِمَا كُنتُمْ تُعَلِّمُونَ الْكِتَابَ وَبِمَا كُنتُمْ تَدْرُسُونَ ( 79 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 79
Het past den mensch niet, nadat God hem de schrift, wijsheid en de profetie heeft gegeven, dat hij daarop tot de menschen zegge: Bidt mij aan, even als God; maar het past hem te zeggen: Volmaakt u in de schrift, die gij kent, en oefent u er in.
وَلَا يَأْمُرَكُمْ أَن تَتَّخِذُوا الْمَلَائِكَةَ وَالنَّبِيِّينَ أَرْبَابًا ۗ أَيَأْمُرُكُم بِالْكُفْرِ بَعْدَ إِذْ أَنتُم مُّسْلِمُونَ ( 80 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 80
God gebiedt u niet, dat gij engelen of profeten voor uwe meesters zoudt nemen. Zou hij u gebieden ongetrouw te worden, nadat gij trouwe geloovigen (Muzelmannen) zijt geworden.
وَإِذْ أَخَذَ اللَّهُ مِيثَاقَ النَّبِيِّينَ لَمَا آتَيْتُكُم مِّن كِتَابٍ وَحِكْمَةٍ ثُمَّ جَاءَكُمْ رَسُولٌ مُّصَدِّقٌ لِّمَا مَعَكُمْ لَتُؤْمِنُنَّ بِهِ وَلَتَنصُرُنَّهُ ۚ قَالَ أَأَقْرَرْتُمْ وَأَخَذْتُمْ عَلَىٰ ذَٰلِكُمْ إِصْرِي ۖ قَالُوا أَقْرَرْنَا ۚ قَالَ فَاشْهَدُوا وَأَنَا مَعَكُم مِّنَ الشَّاهِدِينَ ( 81 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 81
Toen God het verbond der profeten aannam, zeide hij hun: Dit is de schrift en de wijsheid die ik u geef. Hierna zal een gezant tot u komen en datgene wat ik u thans geef, bevestigen. Gij moet hem gelooven en hem ondersteunen. God sprak voorts: Hebt gij ernstig besloten, mijn verbond aan te nemen? Zij antwoordden: wij zijn vast besloten. Daarop zeide God: weest dus getuigen, en ik zal met u getuige zijn.
فَمَن تَوَلَّىٰ بَعْدَ ذَٰلِكَ فَأُولَٰئِكَ هُمُ الْفَاسِقُونَ ( 82 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 82
Hij die dan terug treden wil behoort tot de zondaren.
أَفَغَيْرَ دِينِ اللَّهِ يَبْغُونَ وَلَهُ أَسْلَمَ مَن فِي السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ طَوْعًا وَكَرْهًا وَإِلَيْهِ يُرْجَعُونَ ( 83 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 83
Verlangen zij eenen anderen godsdienst dan dien des Heeren, terwijl wat in den hemel en op aarde woont, hetzij vrijwillig of gedwongen, hem onderworpen is en alles eens tot hem moet terug keeren.
قُلْ آمَنَّا بِاللَّهِ وَمَا أُنزِلَ عَلَيْنَا وَمَا أُنزِلَ عَلَىٰ إِبْرَاهِيمَ وَإِسْمَاعِيلَ وَإِسْحَاقَ وَيَعْقُوبَ وَالْأَسْبَاطِ وَمَا أُوتِيَ مُوسَىٰ وَعِيسَىٰ وَالنَّبِيُّونَ مِن رَّبِّهِمْ لَا نُفَرِّقُ بَيْنَ أَحَدٍ مِّنْهُمْ وَنَحْنُ لَهُ مُسْلِمُونَ ( 84 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 84
Zegt: Wij gelooven aan God, aan hetgeen hij ons geopenbaard heeft, en aan datgene wat hij aan Abraham, en Ismaël, en Izaak, Jacob en de stammen heeft geopenbaard, en aan datgene wat aan Mozes, Jezus en de profeten door hunnen Heer werd geopenbaard. Wij maken geen onderscheid tusschen hen. Wij zijn God onderworpen (Muzelmannen).
وَمَن يَبْتَغِ غَيْرَ الْإِسْلَامِ دِينًا فَلَن يُقْبَلَ مِنْهُ وَهُوَ فِي الْآخِرَةِ مِنَ الْخَاسِرِينَ ( 85 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 85
Die eenen anderen godsdienst dan den Islam aanneemt, wordt door God niet aangenomen, en hij zal in de toekomstige wereld tot hen behooren die vergaan.
كَيْفَ يَهْدِي اللَّهُ قَوْمًا كَفَرُوا بَعْدَ إِيمَانِهِمْ وَشَهِدُوا أَنَّ الرَّسُولَ حَقٌّ وَجَاءَهُمُ الْبَيِّنَاتُ ۚ وَاللَّهُ لَا يَهْدِي الْقَوْمَ الظَّالِمِينَ ( 86 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 86
Hoe zou God de menschen kunnen leiden, die ongeloovigen zijn geworden, nadat zij geloovigen zijn geweest en betuigd hebben, dat de apostel waarachtig was, en zij getuigen waren van de teekens. God leidt de goddeloozen niet.
أُولَٰئِكَ جَزَاؤُهُمْ أَنَّ عَلَيْهِمْ لَعْنَةَ اللَّهِ وَالْمَلَائِكَةِ وَالنَّاسِ أَجْمَعِينَ ( 87 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 87
Hunne belooning zal zijn, dat Gods vloek hen zal treffen, en die der engelen en van alle menschen.
خَالِدِينَ فِيهَا لَا يُخَفَّفُ عَنْهُمُ الْعَذَابُ وَلَا هُمْ يُنظَرُونَ ( 88 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 88
Eeuwig zullen zij daaronder gebukt gaan; hunne kwelling zal niet verzacht worden, en nimmer zal een blik hen treffen.
إِلَّا الَّذِينَ تَابُوا مِن بَعْدِ ذَٰلِكَ وَأَصْلَحُوا فَإِنَّ اللَّهَ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ( 89 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 89
Niet evenzoo zal het zijn met hen, welke berouw hebben en boete doen; want God is genadig en barmhartig.
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا بَعْدَ إِيمَانِهِمْ ثُمَّ ازْدَادُوا كُفْرًا لَّن تُقْبَلَ تَوْبَتُهُمْ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الضَّالُّونَ ( 90 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 90
Zij echter, die ongetrouw zijn geworden nadat zij geloofd hebben, en nog in ongetrouwheid toenemen, hun berouw wordt nimmer aangenomen; want zij blijven in hunne dwaling.
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا وَمَاتُوا وَهُمْ كُفَّارٌ فَلَن يُقْبَلَ مِنْ أَحَدِهِم مِّلْءُ الْأَرْضِ ذَهَبًا وَلَوِ افْتَدَىٰ بِهِ ۗ أُولَٰئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ وَمَا لَهُم مِّن نَّاصِرِينَ ( 91 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 91
Waarlijk, zij die niet gelooven en als ongeloovigen sterven, van hen worden alle schatten der aarde niet aangenomen, indien zij zich daarmede willen los koopen; zij zullen eene strenge straf ondergaan en zullen geen verdediger hebben.
لَن تَنَالُوا الْبِرَّ حَتَّىٰ تُنفِقُوا مِمَّا تُحِبُّونَ ۚ وَمَا تُنفِقُوا مِن شَيْءٍ فَإِنَّ اللَّهَ بِهِ عَلِيمٌ ( 92 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 92
Nimmer zult gij de gerechtigheid bereiken, dan nadat gij aalmoezen zult hebben gegeven van hetgeen gij lief hebt; en God weet wat gij geeft.
كُلُّ الطَّعَامِ كَانَ حِلًّا لِّبَنِي إِسْرَائِيلَ إِلَّا مَا حَرَّمَ إِسْرَائِيلُ عَلَىٰ نَفْسِهِ مِن قَبْلِ أَن تُنَزَّلَ التَّوْرَاةُ ۗ قُلْ فَأْتُوا بِالتَّوْرَاةِ فَاتْلُوهَا إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ( 93 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 93
Het gebruik van alle spijzen was den kinderen Israëls geoorloofd, uitgezonderd datgene wat Israël zich zelven verbood, vóór de thora werd gegeven. Zeg: breng de thora en lees die, indien gij oprecht zijt.
فَمَنِ افْتَرَىٰ عَلَى اللَّهِ الْكَذِبَ مِن بَعْدِ ذَٰلِكَ فَأُولَٰئِكَ هُمُ الظَّالِمُونَ ( 94 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 94
Wie dus God leugens toedicht, behoort tot de goddeloozen.
قُلْ صَدَقَ اللَّهُ ۗ فَاتَّبِعُوا مِلَّةَ إِبْرَاهِيمَ حَنِيفًا وَمَا كَانَ مِنَ الْمُشْرِكِينَ ( 95 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 95
Zeg: God is waarachtig; volgt daarom den godsdienst van den rechtgeloovigen Abraham die geen afgodendienaar was.
إِنَّ أَوَّلَ بَيْتٍ وُضِعَ لِلنَّاسِ لَلَّذِي بِبَكَّةَ مُبَارَكًا وَهُدًى لِّلْعَالَمِينَ ( 96 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 96
De eerste tempel voor de menschen gesticht, was die te Becca, tot zegen en tot rechtsnoer voor alle menschen.
فِيهِ آيَاتٌ بَيِّنَاتٌ مَّقَامُ إِبْرَاهِيمَ ۖ وَمَن دَخَلَهُ كَانَ آمِنًا ۗ وَلِلَّهِ عَلَى النَّاسِ حِجُّ الْبَيْتِ مَنِ اسْتَطَاعَ إِلَيْهِ سَبِيلًا ۚ وَمَن كَفَرَ فَإِنَّ اللَّهَ غَنِيٌّ عَنِ الْعَالَمِينَ ( 97 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 97
Daarin zijn duidelijke teekens. Dit is de plaats van Abraham, en wie die betreedt, zal veilig zijn. Het is de plicht van alle menschen die het kunnen, een pelgrimstocht daarheen te doen. Wat de ongeloovigen betreft, God heeft geen schepsel noodig.
قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ وَاللَّهُ شَهِيدٌ عَلَىٰ مَا تَعْمَلُونَ ( 98 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 98
Zeg: o gij! die de schrift hebt ontvangen, waarom gelooft gij Gods teekenen niet? God is getuige van al hetgeen gij doet.
قُلْ يَا أَهْلَ الْكِتَابِ لِمَ تَصُدُّونَ عَن سَبِيلِ اللَّهِ مَنْ آمَنَ تَبْغُونَهَا عِوَجًا وَأَنتُمْ شُهَدَاءُ ۗ وَمَا اللَّهُ بِغَافِلٍ عَمَّا تَعْمَلُونَ ( 99 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 99
Zeg: o gij! die de schrift hebt ontvangen, waarom wilt gij de geloovigen van den weg Gods afleiden? Gij tracht hen te verwarren, en gij zijt zelven getuigen. Maar God is niet onopmerkzaam omtrent hetgeen gij doet.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا إِن تُطِيعُوا فَرِيقًا مِّنَ الَّذِينَ أُوتُوا الْكِتَابَ يَرُدُّوكُم بَعْدَ إِيمَانِكُمْ كَافِرِينَ ( 100 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 100
O geloovigen! Indien gij eenigen van hen volgt, die de schrift hebben ontvangen, dan zullen zij u ongeloovig maken, nadat gij geloovig zijt geweest.
وَكَيْفَ تَكْفُرُونَ وَأَنتُمْ تُتْلَىٰ عَلَيْكُمْ آيَاتُ اللَّهِ وَفِيكُمْ رَسُولُهُ ۗ وَمَن يَعْتَصِم بِاللَّهِ فَقَدْ هُدِيَ إِلَىٰ صِرَاطٍ مُّسْتَقِيمٍ ( 101 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 101
Hoe kunt gij echter ongeloovig worden, indien men u de teekens van God voorleest, en zijn gezant onder u is? Wie God vast aankleeft, wordt op den rechten weg gevoerd.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا اتَّقُوا اللَّهَ حَقَّ تُقَاتِهِ وَلَا تَمُوتُنَّ إِلَّا وَأَنتُم مُّسْلِمُونَ ( 102 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 102
O geloovigen! vreest God met oprechte vrees en sterft niet, zonder dat gij trouwe geloovigen (Muzelmannen) zijt.
وَاعْتَصِمُوا بِحَبْلِ اللَّهِ جَمِيعًا وَلَا تَفَرَّقُوا ۚ وَاذْكُرُوا نِعْمَتَ اللَّهِ عَلَيْكُمْ إِذْ كُنتُمْ أَعْدَاءً فَأَلَّفَ بَيْنَ قُلُوبِكُمْ فَأَصْبَحْتُم بِنِعْمَتِهِ إِخْوَانًا وَكُنتُمْ عَلَىٰ شَفَا حُفْرَةٍ مِّنَ النَّارِ فَأَنقَذَكُم مِّنْهَا ۗ كَذَٰلِكَ يُبَيِّنُ اللَّهُ لَكُمْ آيَاتِهِ لَعَلَّكُمْ تَهْتَدُونَ ( 103 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 103
Kleeft allen God sterk aan en verlaat hem niet, en gedenkt de weldaden, die hij u heeft bewezen. Terwijl gij vijanden waardt, heeft hij uwe harten vereenigd, en gij zijt door zijne genade een volk van broeders geworden. Gij waart aan den rand van het hellevuur, en hij bevrijdde u. God maakte u zijne teekens bekend, opdat gij op den rechten weg zoudt mogen geleid worden.
وَلْتَكُن مِّنكُمْ أُمَّةٌ يَدْعُونَ إِلَى الْخَيْرِ وَيَأْمُرُونَ بِالْمَعْرُوفِ وَيَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنكَرِ ۚ وَأُولَٰئِكَ هُمُ الْمُفْلِحُونَ ( 104 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 104
Opdat gij een volk zoudt worden, dat de anderen tot het goede zou brengen, het goede gebiedende, het slechte verbiedende. Dit volk zal gelukkig zijn.
وَلَا تَكُونُوا كَالَّذِينَ تَفَرَّقُوا وَاخْتَلَفُوا مِن بَعْدِ مَا جَاءَهُمُ الْبَيِّنَاتُ ۚ وَأُولَٰئِكَ لَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ ( 105 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 105
Weest niet als zij die zich gescheiden hebben, en die nog oneenig zijn, nadat zij de duidelijke leer hebben ontvangen; zij zullen eene strenge straf ondergaan.
يَوْمَ تَبْيَضُّ وُجُوهٌ وَتَسْوَدُّ وُجُوهٌ ۚ فَأَمَّا الَّذِينَ اسْوَدَّتْ وُجُوهُهُمْ أَكَفَرْتُم بَعْدَ إِيمَانِكُمْ فَذُوقُوا الْعَذَابَ بِمَا كُنتُمْ تَكْفُرُونَ ( 106 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 106
Op den dag der opstanding zullen eenige blanke, anderen zwarte gezichten hebben. God zal zeggen tot hen die zwarte gezichten hebben; zijt gij ongeloovigen geworden, nadat gij geloovigen waart? Ontvangt dan de straf voor uw ongeloof.
وَأَمَّا الَّذِينَ ابْيَضَّتْ وُجُوهُهُمْ فَفِي رَحْمَةِ اللَّهِ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ( 107 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 107
Zij wier gezichten blank zijn, zullen Gods genade ontvangen en die eeuwig genieten.
تِلْكَ آيَاتُ اللَّهِ نَتْلُوهَا عَلَيْكَ بِالْحَقِّ ۗ وَمَا اللَّهُ يُرِيدُ ظُلْمًا لِّلْعَالَمِينَ ( 108 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 108
Dit zijn Gods teekenen; die wij u in waarheid openbaren.
وَلِلَّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ ۚ وَإِلَى اللَّهِ تُرْجَعُ الْأُمُورُ ( 109 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 109
Hem behoort alles wat in den hemel en op aarde is, en tot hem zullen eens alle dingen terugkeeren.
كُنتُمْ خَيْرَ أُمَّةٍ أُخْرِجَتْ لِلنَّاسِ تَأْمُرُونَ بِالْمَعْرُوفِ وَتَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنكَرِ وَتُؤْمِنُونَ بِاللَّهِ ۗ وَلَوْ آمَنَ أَهْلُ الْكِتَابِ لَكَانَ خَيْرًا لَّهُم ۚ مِّنْهُمُ الْمُؤْمِنُونَ وَأَكْثَرُهُمُ الْفَاسِقُونَ ( 110 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 110
Gij zijt het beste volk dat ooit onder de menschen is opgestaan: gij beveelt wat rechtvaardig is, verbiedt wat slecht is, en gelooft aan God. En indien zij, die de schrift hebben ontvangen, geloofd hadden, waarlijk het ware beter voor hen geweest. Er zijn eenige geloovigen onder hen, maar het grootste gedeelte hunner zijn goddeloozen.
لَن يَضُرُّوكُمْ إِلَّا أَذًى ۖ وَإِن يُقَاتِلُوكُمْ يُوَلُّوكُمُ الْأَدْبَارَ ثُمَّ لَا يُنصَرُونَ ( 111 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 111
Zij zullen u slechts weinig nadeel kunnen toebrengen, en als zij met u kampen, zullen zij vluchten en niet geholpen worden.
ضُرِبَتْ عَلَيْهِمُ الذِّلَّةُ أَيْنَ مَا ثُقِفُوا إِلَّا بِحَبْلٍ مِّنَ اللَّهِ وَحَبْلٍ مِّنَ النَّاسِ وَبَاءُوا بِغَضَبٍ مِّنَ اللَّهِ وَضُرِبَتْ عَلَيْهِمُ الْمَسْكَنَةُ ۚ ذَٰلِكَ بِأَنَّهُمْ كَانُوا يَكْفُرُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ وَيَقْتُلُونَ الْأَنبِيَاءَ بِغَيْرِ حَقٍّ ۚ ذَٰلِكَ بِمَا عَصَوا وَّكَانُوا يَعْتَدُونَ ( 112 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 112
Overal waar men hen vindt, zal smaad hen treffen, behalve indien zij een verbond met God en de menschen sluiten. Gods toorn laden zij op zich, en gebrek zal hen treffen, omdat zij Gods teekenen geloochend, de profeten onrechtvaardig gedood, en oproer en boosheid gesticht hebben.
لَيْسُوا سَوَاءً ۗ مِّنْ أَهْلِ الْكِتَابِ أُمَّةٌ قَائِمَةٌ يَتْلُونَ آيَاتِ اللَّهِ آنَاءَ اللَّيْلِ وَهُمْ يَسْجُدُونَ ( 113 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 113
Maar de bezitters der schrift zijn niet allen gelijk. Er zijn rechtschapene onder hen, die elken nacht doorbrengen met nadenken over Gods teekenen en hen te aanbidden.
يُؤْمِنُونَ بِاللَّهِ وَالْيَوْمِ الْآخِرِ وَيَأْمُرُونَ بِالْمَعْرُوفِ وَيَنْهَوْنَ عَنِ الْمُنكَرِ وَيُسَارِعُونَ فِي الْخَيْرَاتِ وَأُولَٰئِكَ مِنَ الصَّالِحِينَ ( 114 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 114
Zij gelooven aan God en aan den jongsten dag; zij gebieden wat goed is, verbieden wat slecht is en streven naar goede daden; zij behooren tot de vromen.
وَمَا يَفْعَلُوا مِنْ خَيْرٍ فَلَن يُكْفَرُوهُ ۗ وَاللَّهُ عَلِيمٌ بِالْمُتَّقِينَ ( 115 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 115
Het goede zal niet onbeloond blijven: want God kent de vromen.
إِنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا لَن تُغْنِيَ عَنْهُمْ أَمْوَالُهُمْ وَلَا أَوْلَادُهُم مِّنَ اللَّهِ شَيْئًا ۖ وَأُولَٰئِكَ أَصْحَابُ النَّارِ ۚ هُمْ فِيهَا خَالِدُونَ ( 116 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 116
Niets zal bij God de ongeloovige helpen: noch vermogen noch kinderen. Zij worden aan het hellevuur overgeleverd en zullen eeuwig daarin blijven.
مَثَلُ مَا يُنفِقُونَ فِي هَٰذِهِ الْحَيَاةِ الدُّنْيَا كَمَثَلِ رِيحٍ فِيهَا صِرٌّ أَصَابَتْ حَرْثَ قَوْمٍ ظَلَمُوا أَنفُسَهُمْ فَأَهْلَكَتْهُ ۚ وَمَا ظَلَمَهُمُ اللَّهُ وَلَٰكِنْ أَنفُسَهُمْ يَظْلِمُونَ ( 117 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 117
Dutch Wat zij in deze wereld uitleenen, gelijkt een hevigen, kouden wind, die over het staande koren van de menschen waait en het verwoest. God is niet onrechtvaardig omtrent hen; zij waren veeleer onrechtvaardig omtrent zich zelven.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لَا تَتَّخِذُوا بِطَانَةً مِّن دُونِكُمْ لَا يَأْلُونَكُمْ خَبَالًا وَدُّوا مَا عَنِتُّمْ قَدْ بَدَتِ الْبَغْضَاءُ مِنْ أَفْوَاهِهِمْ وَمَا تُخْفِي صُدُورُهُمْ أَكْبَرُ ۚ قَدْ بَيَّنَّا لَكُمُ الْآيَاتِ ۖ إِن كُنتُمْ تَعْقِلُونَ ( 118 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 118
O gij geloovigen! sluit geene vriendschap met hen die niet tot de uwen behooren; zij laten niet na, u te verleiden; zij wenschen slechts uw verderf. Hunnen haat hebben zij reeds met den mond uitgesproken, maar wat in hunne borst blijft besloten, is nog verderfelijker. Wij hebben u daarvan reeds bewijzen gegeven, indien gij deze slechts verstaat.
هَا أَنتُمْ أُولَاءِ تُحِبُّونَهُمْ وَلَا يُحِبُّونَكُمْ وَتُؤْمِنُونَ بِالْكِتَابِ كُلِّهِ وَإِذَا لَقُوكُمْ قَالُوا آمَنَّا وَإِذَا خَلَوْا عَضُّوا عَلَيْكُمُ الْأَنَامِلَ مِنَ الْغَيْظِ ۚ قُلْ مُوتُوا بِغَيْظِكُمْ ۗ إِنَّ اللَّهَ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ ( 119 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 119
Ziet, gij bemint hen, en zij beminnen u niet. Gij gelooft aan de geheele schrift; indien zij u ontmoeten, zeggen zij: wij gelooven; zijn zij echter heimelijk bij elkander gekomen, dan bijten zij zich uit toorn tegen u op de nagels. Zeg hun: sterft van toorn; God kent het binnenste uws harten.
إِن تَمْسَسْكُمْ حَسَنَةٌ تَسُؤْهُمْ وَإِن تُصِبْكُمْ سَيِّئَةٌ يَفْرَحُوا بِهَا ۖ وَإِن تَصْبِرُوا وَتَتَّقُوا لَا يَضُرُّكُمْ كَيْدُهُمْ شَيْئًا ۗ إِنَّ اللَّهَ بِمَا يَعْمَلُونَ مُحِيطٌ ( 120 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 120
Als het u goed gaat, zullen zij bedroefd zijn, en indien u een ongeluk overkomt, zijn zij van vreugde vervuld. Indien gij echter geduldig zijt en God vreest dan zullen hunne listen u niet schaden; want God weet wat zij doen.
وَإِذْ غَدَوْتَ مِنْ أَهْلِكَ تُبَوِّئُ الْمُؤْمِنِينَ مَقَاعِدَ لِلْقِتَالِ ۗ وَاللَّهُ سَمِيعٌ عَلِيمٌ ( 121 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 121
Herinner u den dag, toen gij met het aanbreken van den dag uwe familie verliet, om de geloovigen een kamp voor den oorlog te bereiden, God hoorde en wist het.
إِذْ هَمَّت طَّائِفَتَانِ مِنكُمْ أَن تَفْشَلَا وَاللَّهُ وَلِيُّهُمَا ۗ وَعَلَى اللَّهِ فَلْيَتَوَكَّلِ الْمُؤْمِنُونَ ( 122 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 122
Toen twee van de heerscharen den moed verloren en God hen ondersteunde. Op God moeten de geloovigen dus vertrouwen.
وَلَقَدْ نَصَرَكُمُ اللَّهُ بِبَدْرٍ وَأَنتُمْ أَذِلَّةٌ ۖ فَاتَّقُوا اللَّهَ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُونَ ( 123 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 123
God heeft u geholpen bij den slag van Bedr, toen gij zwakker in getal waart. Vreest dus God en weest dankbaar.
إِذْ تَقُولُ لِلْمُؤْمِنِينَ أَلَن يَكْفِيَكُمْ أَن يُمِدَّكُمْ رَبُّكُم بِثَلَاثَةِ آلَافٍ مِّنَ الْمَلَائِكَةِ مُنزَلِينَ ( 124 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 124
En toen gij tot de geloovigen zeidet: Is het niet genoeg, dat God u met drieduizend van den hemel dalende engelen helpt?
بَلَىٰ ۚ إِن تَصْبِرُوا وَتَتَّقُوا وَيَأْتُوكُم مِّن فَوْرِهِمْ هَٰذَا يُمْدِدْكُمْ رَبُّكُم بِخَمْسَةِ آلَافٍ مِّنَ الْمَلَائِكَةِ مُسَوِّمِينَ ( 125 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 125
Waarlijk indien gij volhardt en God vreest, dan zal, indien de vijand u plotseling overvalt, God u met vijfduizend uitgeruste engelen versterken.
وَمَا جَعَلَهُ اللَّهُ إِلَّا بُشْرَىٰ لَكُمْ وَلِتَطْمَئِنَّ قُلُوبُكُم بِهِ ۗ وَمَا النَّصْرُ إِلَّا مِنْ عِندِ اللَّهِ الْعَزِيزِ الْحَكِيمِ ( 126 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 126
En God verkondigt dit als eene gelukkige tijding, opdat uwe harten gerust zouden zijn. Er is geene andere hulp dan bij God, de machtige, de wijze.
لِيَقْطَعَ طَرَفًا مِّنَ الَّذِينَ كَفَرُوا أَوْ يَكْبِتَهُمْ فَيَنقَلِبُوا خَائِبِينَ ( 127 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 127
Dat hij de ongeloovigen met den wortel zal uitroeien, of verdelgen, en dat zij omvergeworpen of bestraft zullen worden, is u onnoodig te weten.
لَيْسَ لَكَ مِنَ الْأَمْرِ شَيْءٌ أَوْ يَتُوبَ عَلَيْهِمْ أَوْ يُعَذِّبَهُمْ فَإِنَّهُمْ ظَالِمُونَ ( 128 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 128
Het gaat u niet aan, of God hen bestraft of hun vergeeft; het zijn zondaren.
وَلِلَّهِ مَا فِي السَّمَاوَاتِ وَمَا فِي الْأَرْضِ ۚ يَغْفِرُ لِمَن يَشَاءُ وَيُعَذِّبُ مَن يَشَاءُ ۚ وَاللَّهُ غَفُورٌ رَّحِيمٌ ( 129 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 129
Gode behoort alles wat in den hemel en op aarde is; hij vergeeft en straft wien hij wil; God is genadig en barmhartig.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لَا تَأْكُلُوا الرِّبَا أَضْعَافًا مُّضَاعَفَةً ۖ وَاتَّقُوا اللَّهَ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ( 130 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 130
O geloovigen! vermijdt den woeker, door tweevoudig te verdubbelen. Vreest God, opdat gij gelukkig zijt.
وَاتَّقُوا النَّارَ الَّتِي أُعِدَّتْ لِلْكَافِرِينَ ( 131 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 131
Vreest het vuur, voor de goddeloozen bereid,
وَأَطِيعُوا اللَّهَ وَالرَّسُولَ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ ( 132 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 132
En gehoorzaamt God en den profeet, om Gods genade te verwerven.
وَسَارِعُوا إِلَىٰ مَغْفِرَةٍ مِّن رَّبِّكُمْ وَجَنَّةٍ عَرْضُهَا السَّمَاوَاتُ وَالْأَرْضُ أُعِدَّتْ لِلْمُتَّقِينَ ( 133 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 133
Wedijvert om de genade van uwen Heer te ontvangen en het paradijs, dat, zoo groot als de hemel en de aarde, bestemd is voor de godvreezenden.
الَّذِينَ يُنفِقُونَ فِي السَّرَّاءِ وَالضَّرَّاءِ وَالْكَاظِمِينَ الْغَيْظَ وَالْعَافِينَ عَنِ النَّاسِ ۗ وَاللَّهُ يُحِبُّ الْمُحْسِنِينَ ( 134 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 134
Voor hen die in goede en slechte tijden aalmoezen geven, hunnen toorn beheerschen en de menschen vergeven; want God mint de goeden.
وَالَّذِينَ إِذَا فَعَلُوا فَاحِشَةً أَوْ ظَلَمُوا أَنفُسَهُمْ ذَكَرُوا اللَّهَ فَاسْتَغْفَرُوا لِذُنُوبِهِمْ وَمَن يَغْفِرُ الذُّنُوبَ إِلَّا اللَّهُ وَلَمْ يُصِرُّوا عَلَىٰ مَا فَعَلُوا وَهُمْ يَعْلَمُونَ ( 135 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 135
Degenen, die nadat zij eene booze daad bedreven of een zonde begaan hebben, God gedenken en om vergeving bidden--en wie kan buiten God hunne zonden vergeven?--en niet volharden in het booze dat zij erkennen.
أُولَٰئِكَ جَزَاؤُهُم مَّغْفِرَةٌ مِّن رَّبِّهِمْ وَجَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا ۚ وَنِعْمَ أَجْرُ الْعَامِلِينَ ( 136 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 136
Deze allen zullen genade van hunnen Heer ontvangen, en tuinen van beken doorsneden, waarin zij eeuwig zullen wonen. Hoe heerlijk is het loon van hen die wel handelen.
قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِكُمْ سُنَنٌ فَسِيرُوا فِي الْأَرْضِ فَانظُرُوا كَيْفَ كَانَ عَاقِبَةُ الْمُكَذِّبِينَ ( 137 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 137
Reeds vóór u waren er voorbeelden van straffen op boozen. Doorloop de aarde, en zie hoe het einde was van hen, die Gods gezanten van bedrog hebben beschuldigd.
هَٰذَا بَيَانٌ لِّلنَّاسِ وَهُدًى وَمَوْعِظَةٌ لِّلْمُتَّقِينَ ( 138 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 138
Dit boek is eene verklaring aan de menschen, een richtsnoer en vermaning voor u, vromen.
وَلَا تَهِنُوا وَلَا تَحْزَنُوا وَأَنتُمُ الْأَعْلَوْنَ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ( 139 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 139
Weest dus niet ontmoedigd en treurig. Gij zult de bovenhand behouden, indien gij gelooft.
إِن يَمْسَسْكُمْ قَرْحٌ فَقَدْ مَسَّ الْقَوْمَ قَرْحٌ مِّثْلُهُ ۚ وَتِلْكَ الْأَيَّامُ نُدَاوِلُهَا بَيْنَ النَّاسِ وَلِيَعْلَمَ اللَّهُ الَّذِينَ آمَنُوا وَيَتَّخِذَ مِنكُمْ شُهَدَاءَ ۗ وَاللَّهُ لَا يُحِبُّ الظَّالِمِينَ ( 140 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 140
Zoo gij in den krijg eene wonde ontvangt, dan heeft de booze mede er eene ontvangen en wij laten de dagen zoo afwisselend op elkander volgen onder de menschen, opdat God hen kenne die gelooven en wie martelaars onder u zijn (God mint de boozen niet).
وَلِيُمَحِّصَ اللَّهُ الَّذِينَ آمَنُوا وَيَمْحَقَ الْكَافِرِينَ ( 141 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 141
Om de geloovigen te beproeven en de ongeloovigen te verdelgen.
أَمْ حَسِبْتُمْ أَن تَدْخُلُوا الْجَنَّةَ وَلَمَّا يَعْلَمِ اللَّهُ الَّذِينَ جَاهَدُوا مِنكُمْ وَيَعْلَمَ الصَّابِرِينَ ( 142 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 142
Gelooft gij dan het paradijs binnen te gaan, vóór God hen kent, die voor hem gekampt en volhard hebben.
وَلَقَدْ كُنتُمْ تَمَنَّوْنَ الْمَوْتَ مِن قَبْلِ أَن تَلْقَوْهُ فَقَدْ رَأَيْتُمُوهُ وَأَنتُمْ تَنظُرُونَ ( 143 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 143
Gij verlangdet den dood vóór hij nabij was, gij hebt dien gezien en gij beschouwdet dien.
وَمَا مُحَمَّدٌ إِلَّا رَسُولٌ قَدْ خَلَتْ مِن قَبْلِهِ الرُّسُلُ ۚ أَفَإِن مَّاتَ أَوْ قُتِلَ انقَلَبْتُمْ عَلَىٰ أَعْقَابِكُمْ ۚ وَمَن يَنقَلِبْ عَلَىٰ عَقِبَيْهِ فَلَن يَضُرَّ اللَّهَ شَيْئًا ۗ وَسَيَجْزِي اللَّهُ الشَّاكِرِينَ ( 144 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 144
Mahomet is slechts een gezant. Andere gezanten zijn reeds vóór hem gestorven: indien hij zou sterven of gedood worden, zoudt gij dan op uwe voetstappen willen terugkeeren? Maar hij die op zijne voetstappen terugkeert, schendt God niet, en God zal de dankbaren beloonen.
وَمَا كَانَ لِنَفْسٍ أَن تَمُوتَ إِلَّا بِإِذْنِ اللَّهِ كِتَابًا مُّؤَجَّلًا ۗ وَمَن يُرِدْ ثَوَابَ الدُّنْيَا نُؤْتِهِ مِنْهَا وَمَن يُرِدْ ثَوَابَ الْآخِرَةِ نُؤْتِهِ مِنْهَا ۚ وَسَنَجْزِي الشَّاكِرِينَ ( 145 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 145
Geene ziel kan sterven dan op Gods verlof, naar het boek waarin de bestemming van alle dingen is opgeschreven. Wie de belooning in deze wereld verlangt, zullen wij die geven; wij zullen haar echter ook hun geven, die hunne belooning in het toekomstige leven verlangen. De dankbaren zullen wij beloonen.
وَكَأَيِّن مِّن نَّبِيٍّ قَاتَلَ مَعَهُ رِبِّيُّونَ كَثِيرٌ فَمَا وَهَنُوا لِمَا أَصَابَهُمْ فِي سَبِيلِ اللَّهِ وَمَا ضَعُفُوا وَمَا اسْتَكَانُوا ۗ وَاللَّهُ يُحِبُّ الصَّابِرِينَ ( 146 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 146
Hoevele profeten kampten met hen, die tienduizendmaal zoo sterk waren; toch lieten zij den moed niet zakken om hetgeen zij doorstonden, terwijl zij voor des Heeren godsdienst kampten, en gedroegen zich niet zwak en niet verachtelijk. God mint hen die geduldig volharden.
وَمَا كَانَ قَوْلَهُمْ إِلَّا أَن قَالُوا رَبَّنَا اغْفِرْ لَنَا ذُنُوبَنَا وَإِسْرَافَنَا فِي أَمْرِنَا وَثَبِّتْ أَقْدَامَنَا وَانصُرْنَا عَلَى الْقَوْمِ الْكَافِرِينَ ( 147 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 147
En zij zeiden niet anders dan: o Heer vergeef ons onze zonden en wat wij in onze daden misdreven hebben; sterk onze voeten en sta ons bij tegen de ongeloovigen.
فَآتَاهُمُ اللَّهُ ثَوَابَ الدُّنْيَا وَحُسْنَ ثَوَابِ الْآخِرَةِ ۗ وَاللَّهُ يُحِبُّ الْمُحْسِنِينَ ( 148 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 148
God gaf hun daarvoor in deze wereld belooning en een heerlijk loon in de toekomstige; want God bemint hen die goed doen.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا إِن تُطِيعُوا الَّذِينَ كَفَرُوا يَرُدُّوكُمْ عَلَىٰ أَعْقَابِكُمْ فَتَنقَلِبُوا خَاسِرِينَ ( 149 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 149
O geloovigen! indien gij naar de ongeloovigen luistert, zullen zij op uwe vroegere voetstappen terug brengen, opdat gij afvallig zoudt worden, en u in het verderf storten.
بَلِ اللَّهُ مَوْلَاكُمْ ۖ وَهُوَ خَيْرُ النَّاصِرِينَ ( 150 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 150
God is uw beschermer en hij is de beste helper.
سَنُلْقِي فِي قُلُوبِ الَّذِينَ كَفَرُوا الرُّعْبَ بِمَا أَشْرَكُوا بِاللَّهِ مَا لَمْ يُنَزِّلْ بِهِ سُلْطَانًا ۖ وَمَأْوَاهُمُ النَّارُ ۚ وَبِئْسَ مَثْوَى الظَّالِمِينَ ( 151 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 151
Wij vervullen het hart der ongeloovigen met schrik, omdat zij God nog andere wezens hebben toegedicht, waartoe zij geene macht hadden. Het vuur zal hunne woning wezen, en de verblijfplaats der goddeloozen zal verschrikkelijk zijn.
وَلَقَدْ صَدَقَكُمُ اللَّهُ وَعْدَهُ إِذْ تَحُسُّونَهُم بِإِذْنِهِ ۖ حَتَّىٰ إِذَا فَشِلْتُمْ وَتَنَازَعْتُمْ فِي الْأَمْرِ وَعَصَيْتُم مِّن بَعْدِ مَا أَرَاكُم مَّا تُحِبُّونَ ۚ مِنكُم مَّن يُرِيدُ الدُّنْيَا وَمِنكُم مَّن يُرِيدُ الْآخِرَةَ ۚ ثُمَّ صَرَفَكُمْ عَنْهُمْ لِيَبْتَلِيَكُمْ ۖ وَلَقَدْ عَفَا عَنكُمْ ۗ وَاللَّهُ ذُو فَضْلٍ عَلَى الْمُؤْمِنِينَ ( 152 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 152
God had reeds zijne beloften vervuld, toen gij, met zijnen wil, de vijanden hebt verslagen; maar gij liet den moed zinken, streedt over de bevelen, werd oproerig, hoewel hij u de vervulling uwer wenschen had getoond. Eenige onder u kozen deze wereld, anderen weder de toekomstige. Hij heeft u op de vlucht gejaagd om u te beproeven; maar hij heeft u reeds vergeven; want God is genadig omtrent de geloovigen.
إِذْ تُصْعِدُونَ وَلَا تَلْوُونَ عَلَىٰ أَحَدٍ وَالرَّسُولُ يَدْعُوكُمْ فِي أُخْرَاكُمْ فَأَثَابَكُمْ غَمًّا بِغَمٍّ لِّكَيْلَا تَحْزَنُوا عَلَىٰ مَا فَاتَكُمْ وَلَا مَا أَصَابَكُمْ ۗ وَاللَّهُ خَبِيرٌ بِمَا تَعْمَلُونَ ( 153 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 153
Herinnert u, hoe gij tegen de hoogte opgeklommen zijt, en naar geen uwer omzaagt, terwijl de profeet u riep. Toen liet God bedroefenis op bedroefenis over u komen, opdat gij geene droefheid zoudt gevoelen over het verlies van den buit en over andere treurige gebeurtenissen. God kent al uwe daden.
ثُمَّ أَنزَلَ عَلَيْكُم مِّن بَعْدِ الْغَمِّ أَمَنَةً نُّعَاسًا يَغْشَىٰ طَائِفَةً مِّنكُمْ ۖ وَطَائِفَةٌ قَدْ أَهَمَّتْهُمْ أَنفُسُهُمْ يَظُنُّونَ بِاللَّهِ غَيْرَ الْحَقِّ ظَنَّ الْجَاهِلِيَّةِ ۖ يَقُولُونَ هَل لَّنَا مِنَ الْأَمْرِ مِن شَيْءٍ ۗ قُلْ إِنَّ الْأَمْرَ كُلَّهُ لِلَّهِ ۗ يُخْفُونَ فِي أَنفُسِهِم مَّا لَا يُبْدُونَ لَكَ ۖ يَقُولُونَ لَوْ كَانَ لَنَا مِنَ الْأَمْرِ شَيْءٌ مَّا قُتِلْنَا هَاهُنَا ۗ قُل لَّوْ كُنتُمْ فِي بُيُوتِكُمْ لَبَرَزَ الَّذِينَ كُتِبَ عَلَيْهِمُ الْقَتْلُ إِلَىٰ مَضَاجِعِهِمْ ۖ وَلِيَبْتَلِيَ اللَّهُ مَا فِي صُدُورِكُمْ وَلِيُمَحِّصَ مَا فِي قُلُوبِكُمْ ۗ وَاللَّهُ عَلِيمٌ بِذَاتِ الصُّدُورِ ( 154 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 154
Toen liet God, na de droefheid, tot verkwikking, eenigen in diepen slaap vallen. Een ander deel der uwen werd verontrust door zich zelven, terwijl zij valsche en dwaze denkbeelden van God hadden, en zeiden: zal een gedeelte van die zaak met ons gebeuren. Zeg: waarlijk, alles behoort God. Zij verbergen gedachten in hunne harten, die zij u niet openbaren, zeggende: indien een dergelijke zaak met ons gebeurd ware, wij waren hier niet geslagen geworden. Antwoordt hun: Indien gij zelfs in uwe huizen waart gebleven, dan hadden toch zij, wier dood bestemd was, naar buiten naar de plaats moeten gaan om daar te sterven. God wilde daardoor de gevoelens en gedachten uwer harten onderzoeken; want God kent het binnenste van het hart der menschen.
إِنَّ الَّذِينَ تَوَلَّوْا مِنكُمْ يَوْمَ الْتَقَى الْجَمْعَانِ إِنَّمَا اسْتَزَلَّهُمُ الشَّيْطَانُ بِبَعْضِ مَا كَسَبُوا ۖ وَلَقَدْ عَفَا اللَّهُ عَنْهُمْ ۗ إِنَّ اللَّهَ غَفُورٌ حَلِيمٌ ( 155 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 155
Zij die zich op den dag des slags tusschen de beide legers verwijderden, werden door satan verleid, tot straf van eenigerhande misdaad door hen bedreven; maar God heeft hun thans vergeven; want God is vergevend en genadig.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا لَا تَكُونُوا كَالَّذِينَ كَفَرُوا وَقَالُوا لِإِخْوَانِهِمْ إِذَا ضَرَبُوا فِي الْأَرْضِ أَوْ كَانُوا غُزًّى لَّوْ كَانُوا عِندَنَا مَا مَاتُوا وَمَا قُتِلُوا لِيَجْعَلَ اللَّهُ ذَٰلِكَ حَسْرَةً فِي قُلُوبِهِمْ ۗ وَاللَّهُ يُحْيِي وَيُمِيتُ ۗ وَاللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ بَصِيرٌ ( 156 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 156
O geloovigen! weest niet als de ongeloovigen, die van hunne broeders zeggen, als zij het land doorreizen, of naar den oorlog gaan: Indien zij met ons waren gebleven, zouden zij niet gestorven of niet gedood zijn. God heeft dit gedaan om hun hart te beproeven. God geeft leven en dood, en ziet wat gij doet.
وَلَئِن قُتِلْتُمْ فِي سَبِيلِ اللَّهِ أَوْ مُتُّمْ لَمَغْفِرَةٌ مِّنَ اللَّهِ وَرَحْمَةٌ خَيْرٌ مِّمَّا يَجْمَعُونَ ( 157 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 157
En indien gij ook gedood wordt, of sterft voor de verdediging van des Heeren godsdienst, waarlijk dan is Gods genade en barmhartigheid beter dan alle wereldsche schatten.
وَلَئِن مُّتُّمْ أَوْ قُتِلْتُمْ لَإِلَى اللَّهِ تُحْشَرُونَ ( 158 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 158
Hetzij gij sterft of gedood wordt, gij wordt tot God verzameld.
فَبِمَا رَحْمَةٍ مِّنَ اللَّهِ لِنتَ لَهُمْ ۖ وَلَوْ كُنتَ فَظًّا غَلِيظَ الْقَلْبِ لَانفَضُّوا مِنْ حَوْلِكَ ۖ فَاعْفُ عَنْهُمْ وَاسْتَغْفِرْ لَهُمْ وَشَاوِرْهُمْ فِي الْأَمْرِ ۖ فَإِذَا عَزَمْتَ فَتَوَكَّلْ عَلَى اللَّهِ ۚ إِنَّ اللَّهَ يُحِبُّ الْمُتَوَكِّلِينَ ( 159 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 159
En wat de barmhartigheid betreft, die gij hun van God hebt geopenbaard, gij o Mahomet! waart mild omtrent hen; waart gij strenger en harder geweest, dan hadden zij zich zekerlijk van u gescheiden. Vergeef hun dus en vraag vergiffenis voor hen, en raadpleeg hen omtrent de zaak van den oorlog, en nadat gij hebt beraadslaagd, vertrouwt op God; want God bemint die op hem vertrouwen.
إِن يَنصُرْكُمُ اللَّهُ فَلَا غَالِبَ لَكُمْ ۖ وَإِن يَخْذُلْكُمْ فَمَن ذَا الَّذِي يَنصُرُكُم مِّن بَعْدِهِ ۗ وَعَلَى اللَّهِ فَلْيَتَوَكَّلِ الْمُؤْمِنُونَ ( 160 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 160
Indien God u helpt, dan kan u niemand overwinnen; indien hij u echter verlaat; wie zou u dan na hem kunnen helpen? Vertrouw daarom op God.
وَمَا كَانَ لِنَبِيٍّ أَن يَغُلَّ ۚ وَمَن يَغْلُلْ يَأْتِ بِمَا غَلَّ يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۚ ثُمَّ تُوَفَّىٰ كُلُّ نَفْسٍ مَّا كَسَبَتْ وَهُمْ لَا يُظْلَمُونَ ( 161 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 161
Het is de gewoonte van den profeet niet, te bedriegen. Hij, die bedriegt, zal op den dag der opstanding met zijn bedrog moeten verschijnen. Dan zal iedere ziel het loon ontvangen wat zij heeft verdiend, en niemand zal onrechtvaardig behandeld worden.
أَفَمَنِ اتَّبَعَ رِضْوَانَ اللَّهِ كَمَن بَاءَ بِسَخَطٍ مِّنَ اللَّهِ وَمَأْوَاهُ جَهَنَّمُ ۚ وَبِئْسَ الْمَصِيرُ ( 162 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 162
Zou hij, die naar Gods welbehagen leeft, evenzoo behandeld worden als hij, die Gods toorn heeft op zich geladen, en de hel zijne woning zijn? Eene ongelukkige reis zal dat zijn,
هُمْ دَرَجَاتٌ عِندَ اللَّهِ ۗ وَاللَّهُ بَصِيرٌ بِمَا يَعْمَلُونَ ( 163 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 163
Er zullen graden van belooning en straf bij God zijn; want God ziet wat gij doet.
لَقَدْ مَنَّ اللَّهُ عَلَى الْمُؤْمِنِينَ إِذْ بَعَثَ فِيهِمْ رَسُولًا مِّنْ أَنفُسِهِمْ يَتْلُو عَلَيْهِمْ آيَاتِهِ وَيُزَكِّيهِمْ وَيُعَلِّمُهُمُ الْكِتَابَ وَالْحِكْمَةَ وَإِن كَانُوا مِن قَبْلُ لَفِي ضَلَالٍ مُّبِينٍ ( 164 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 164
God heeft ook daardoor zijne goedheid omtrent de geloovigen getoond, dat hij hun een apostel uit hun midden heeft gezonden, om hun zijne teekens te leeren en hen te reinigen, en hen te onderwijzen in de wijsheid, daar zij vroeger in eene openbare dwaling verkeerden.
أَوَلَمَّا أَصَابَتْكُم مُّصِيبَةٌ قَدْ أَصَبْتُم مِّثْلَيْهَا قُلْتُمْ أَنَّىٰ هَٰذَا ۖ قُلْ هُوَ مِنْ عِندِ أَنفُسِكُمْ ۗ إِنَّ اللَّهَ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ( 165 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 165
Toen u een onheil geschiedde (bij Ohod) nadat gij reeds twee gelijke voordeelen had behaald, zeidet gij: Van waar komt ons dit? Antwoord: Dit is van u zelven; want God is almachtig.
وَمَا أَصَابَكُمْ يَوْمَ الْتَقَى الْجَمْعَانِ فَبِإِذْنِ اللَّهِ وَلِيَعْلَمَ الْمُؤْمِنِينَ ( 166 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 166
En wat u trof op den dag, toen de twee legers elkander ontmoeten, was zekerlijk door Gods wil, opdat hij de geloovigen en de goddeloozen zou leeren kennen.
وَلِيَعْلَمَ الَّذِينَ نَافَقُوا ۚ وَقِيلَ لَهُمْ تَعَالَوْا قَاتِلُوا فِي سَبِيلِ اللَّهِ أَوِ ادْفَعُوا ۖ قَالُوا لَوْ نَعْلَمُ قِتَالًا لَّاتَّبَعْنَاكُمْ ۗ هُمْ لِلْكُفْرِ يَوْمَئِذٍ أَقْرَبُ مِنْهُمْ لِلْإِيمَانِ ۚ يَقُولُونَ بِأَفْوَاهِهِم مَّا لَيْسَ فِي قُلُوبِهِمْ ۗ وَاللَّهُ أَعْلَمُ بِمَا يَكْتُمُونَ ( 167 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 167
Toen men hun zeide: komt, vecht voor des Heeren godsdienst en drijft den vijand terug, zeiden zij: Indien wij konden vechten zouden wij u volgen. Toen waren zij het ongeloof nader dan het geloof. Zij spraken met hunne monden, wat niet in hunne harten was: maar God wist wat zij verborgen.
الَّذِينَ قَالُوا لِإِخْوَانِهِمْ وَقَعَدُوا لَوْ أَطَاعُونَا مَا قُتِلُوا ۗ قُلْ فَادْرَءُوا عَنْ أَنفُسِكُمُ الْمَوْتَ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ( 168 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 168
Die te huis gebleven waren, zeide van hunne broeders: Hadden zij ons gevolgd, dan waren zij niet geslagen geworden. Antwoord hun: Keert den dood dan van u af, indien gij waarheid zegt.
وَلَا تَحْسَبَنَّ الَّذِينَ قُتِلُوا فِي سَبِيلِ اللَّهِ أَمْوَاتًا ۚ بَلْ أَحْيَاءٌ عِندَ رَبِّهِمْ يُرْزَقُونَ ( 169 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 169
Rekent hen toch niet onder de dooden, die voor des Heeren godsdienst zijn gevallen: zij leven bij hunnen God, die hen voor eeuwig verzorgt.
فَرِحِينَ بِمَا آتَاهُمُ اللَّهُ مِن فَضْلِهِ وَيَسْتَبْشِرُونَ بِالَّذِينَ لَمْ يَلْحَقُوا بِهِم مِّنْ خَلْفِهِمْ أَلَّا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ ( 170 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 170
Zij verblijden zich om de weldaden, waarmede God hen heeft overladen, en verheugen zich om degenen, die na hen zullen komen, maar nog niet bij hen zijn, en die door vrees noch droefheid zullen getroffen worden.
يَسْتَبْشِرُونَ بِنِعْمَةٍ مِّنَ اللَّهِ وَفَضْلٍ وَأَنَّ اللَّهَ لَا يُضِيعُ أَجْرَ الْمُؤْمِنِينَ ( 171 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 171
Zij verheugen zich om de weldaden en de genade die zij van hem hebben ontvangen, en omdat hij de belooningen der geloovigen niet verloren laat gaan.
الَّذِينَ اسْتَجَابُوا لِلَّهِ وَالرَّسُولِ مِن بَعْدِ مَا أَصَابَهُمُ الْقَرْحُ ۚ لِلَّذِينَ أَحْسَنُوا مِنْهُمْ وَاتَّقَوْا أَجْرٌ عَظِيمٌ ( 172 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 172
Zij, die God en zijnen apostel gevolgd zijn en nadat zij te Ohod verwond waren, even als zij die goede daden verrichten en God vreezen, zullen eene ruime belooning ontvangen.
الَّذِينَ قَالَ لَهُمُ النَّاسُ إِنَّ النَّاسَ قَدْ جَمَعُوا لَكُمْ فَاخْشَوْهُمْ فَزَادَهُمْ إِيمَانًا وَقَالُوا حَسْبُنَا اللَّهُ وَنِعْمَ الْوَكِيلُ ( 173 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 173
Tot hen zeiden de menschen: Waarlijk: de bewoners van Mekka hebben zich reeds met macht tegen u uitgerust: vreest hen dus; maar dit vermeerderde slechts hun vertrouwen, en zij zeiden: God is onze hulp en de beste beschermer.
فَانقَلَبُوا بِنِعْمَةٍ مِّنَ اللَّهِ وَفَضْلٍ لَّمْ يَمْسَسْهُمْ سُوءٌ وَاتَّبَعُوا رِضْوَانَ اللَّهِ ۗ وَاللَّهُ ذُو فَضْلٍ عَظِيمٍ ( 174 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 174
Daarom kwamen zij ook met Gods gunst en weldaden terug: geen ongeluk had hen getroffen, en zij volgden Gods welbehagen; want zijne genade is oneindig.
إِنَّمَا ذَٰلِكُمُ الشَّيْطَانُ يُخَوِّفُ أَوْلِيَاءَهُ فَلَا تَخَافُوهُمْ وَخَافُونِ إِن كُنتُم مُّؤْمِنِينَ ( 175 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 175
Satan wil u vrees voor zijne vrienden veroorzaken; doch vreest niet hen, maar mij alleen, indien gij geloovigen zijt.
وَلَا يَحْزُنكَ الَّذِينَ يُسَارِعُونَ فِي الْكُفْرِ ۚ إِنَّهُمْ لَن يَضُرُّوا اللَّهَ شَيْئًا ۗ يُرِيدُ اللَّهُ أَلَّا يَجْعَلَ لَهُمْ حَظًّا فِي الْآخِرَةِ ۖ وَلَهُمْ عَذَابٌ عَظِيمٌ ( 176 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 176
Laten zij u niet bedroeven, die het ongeloof zoo haastig najagen: zij zullen God nooit het minst schaden. God zal hun geen deel in de toekomstige wereld geven, en zij zullen eene gestrenge straf ondergaan.
إِنَّ الَّذِينَ اشْتَرَوُا الْكُفْرَ بِالْإِيمَانِ لَن يَضُرُّوا اللَّهَ شَيْئًا وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ( 177 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 177
Waarlijk, zij die het geloof tegen ongeloof verruilen, kunnen God niet de minste schade toebrengen, maar eene gestrenge straf wacht hen.
وَلَا يَحْسَبَنَّ الَّذِينَ كَفَرُوا أَنَّمَا نُمْلِي لَهُمْ خَيْرٌ لِّأَنفُسِهِمْ ۚ إِنَّمَا نُمْلِي لَهُمْ لِيَزْدَادُوا إِثْمًا ۚ وَلَهُمْ عَذَابٌ مُّهِينٌ ( 178 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 178
Laten de ongeloovigen toch niet denken, dat, zoo wij hun leven verlengen en gelukkig maken, dit eene weldaad zij: neen! wij verlengen hun leven en maken het gelukkig, opdat zij slechts hunne zonden vermeerderen en eene strengen straf zouden ondergaan.
مَّا كَانَ اللَّهُ لِيَذَرَ الْمُؤْمِنِينَ عَلَىٰ مَا أَنتُمْ عَلَيْهِ حَتَّىٰ يَمِيزَ الْخَبِيثَ مِنَ الطَّيِّبِ ۗ وَمَا كَانَ اللَّهُ لِيُطْلِعَكُمْ عَلَى الْغَيْبِ وَلَٰكِنَّ اللَّهَ يَجْتَبِي مِن رُّسُلِهِ مَن يَشَاءُ ۖ فَآمِنُوا بِاللَّهِ وَرُسُلِهِ ۚ وَإِن تُؤْمِنُوا وَتَتَّقُوا فَلَكُمْ أَجْرٌ عَظِيمٌ ( 179 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 179
God zal de geloovigen niet langer in den toestand laten, waarin gij u thans bevindt, dan tot dat hij de slechten van de goeden heeft afgezonderd. God zal u ook niet met zijne geheimen bekend maken; maar God kiest hiertoe een zijner gezanten; naar zijn welbehagen. Gelooft daarom in God en zijne Gezanten: indien gij gelooft en God vreest, zult gij eene ruime belooning ontvangen.
وَلَا يَحْسَبَنَّ الَّذِينَ يَبْخَلُونَ بِمَا آتَاهُمُ اللَّهُ مِن فَضْلِهِ هُوَ خَيْرًا لَّهُم ۖ بَلْ هُوَ شَرٌّ لَّهُمْ ۖ سَيُطَوَّقُونَ مَا بَخِلُوا بِهِ يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۗ وَلِلَّهِ مِيرَاثُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۗ وَاللَّهُ بِمَا تَعْمَلُونَ خَبِيرٌ ( 180 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 180
Laat ook zij die gierig zijn met de weldaden, die hun door Gods goedheid zijn geworden, niet gelooven dat hunne gierigheid tot hun geluk dient: neen zij dient veeleer tot hun verderf. Wat zij met gierigheid verzameld hebben, zal op den dag der opstanding hun als een halsband om den hals gehangen worden. God is erfgenaam van hemel en aarde; hij kent al uwe daden.
لَّقَدْ سَمِعَ اللَّهُ قَوْلَ الَّذِينَ قَالُوا إِنَّ اللَّهَ فَقِيرٌ وَنَحْنُ أَغْنِيَاءُ ۘ سَنَكْتُبُ مَا قَالُوا وَقَتْلَهُمُ الْأَنبِيَاءَ بِغَيْرِ حَقٍّ وَنَقُولُ ذُوقُوا عَذَابَ الْحَرِيقِ ( 181 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 181
God heeft reeds de woorden gehoord van hen die zeiden: God is arm en wij zijn rijk. Wij willen opschrijven wat zij gezegd hebben, even als den moord der profeten, die zij zonder oorzaak hebben begaan en wij willen tot hen zeggen: Neemt nu de straf der verbranding aan.
ذَٰلِكَ بِمَا قَدَّمَتْ أَيْدِيكُمْ وَأَنَّ اللَّهَ لَيْسَ بِظَلَّامٍ لِّلْعَبِيدِ ( 182 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 182
Dit zullen zij ondergaan voor het booze, dat zij met hunne handen hebben verricht; want God is niet onrechtvaardig omtrent zijne dienaren.
الَّذِينَ قَالُوا إِنَّ اللَّهَ عَهِدَ إِلَيْنَا أَلَّا نُؤْمِنَ لِرَسُولٍ حَتَّىٰ يَأْتِيَنَا بِقُرْبَانٍ تَأْكُلُهُ النَّارُ ۗ قُلْ قَدْ جَاءَكُمْ رُسُلٌ مِّن قَبْلِي بِالْبَيِّنَاتِ وَبِالَّذِي قُلْتُمْ فَلِمَ قَتَلْتُمُوهُمْ إِن كُنتُمْ صَادِقِينَ ( 183 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 183
Anderen zeggen: God heeft ons beloofd, dat wij geen gezant zouden moeten gelooven, dan alleen indien hij met een offer tot ons komt, dat dadelijk door het vuur verteerd wordt. Antwoord: Reeds vóór mij zijn gezanten gekomen met duidelijke bewijzen en met het wonder waarvan hij spreekt: waarom hebt gij hen dan gedood, indien gij waarheidlievende menschen zijt?
فَإِن كَذَّبُوكَ فَقَدْ كُذِّبَ رُسُلٌ مِّن قَبْلِكَ جَاءُوا بِالْبَيِّنَاتِ وَالزُّبُرِ وَالْكِتَابِ الْمُنِيرِ ( 184 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 184
Beschuldigen zij u van bedrog o Mahomet! de gezanten vóór u werden reeds van bedrog beschuldigd, terwijl zij duidelijke bewijzen medebrachten en de schrift het verlichtende boek.
كُلُّ نَفْسٍ ذَائِقَةُ الْمَوْتِ ۗ وَإِنَّمَا تُوَفَّوْنَ أُجُورَكُمْ يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۖ فَمَن زُحْزِحَ عَنِ النَّارِ وَأُدْخِلَ الْجَنَّةَ فَقَدْ فَازَ ۗ وَمَا الْحَيَاةُ الدُّنْيَا إِلَّا مَتَاعُ الْغُرُورِ ( 185 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 185
Iedereen zal den dood proeven, en op den dag der opstanding zult gij uw loon ontvangen; en hij, die zich ver van het vuur heeft verwijderd en in het paradijs zal toegelaten worden, zal gelukkig zijn; want het aardsche leven is bedriegelijk bezit.
لَتُبْلَوُنَّ فِي أَمْوَالِكُمْ وَأَنفُسِكُمْ وَلَتَسْمَعُنَّ مِنَ الَّذِينَ أُوتُوا الْكِتَابَ مِن قَبْلِكُمْ وَمِنَ الَّذِينَ أَشْرَكُوا أَذًى كَثِيرًا ۚ وَإِن تَصْبِرُوا وَتَتَّقُوا فَإِنَّ ذَٰلِكَ مِنْ عَزْمِ الْأُمُورِ ( 186 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 186
Gij zult beproefd worden in uwe bezittingen en in u zelven, en gij zult vele harde woorden moeten aanhooren van hen, die de schrift vóór u hebben ontvangen en van de afgodendienaars; maar weest geduldig en vreest God; want zoo is het vastbesloten.
وَإِذْ أَخَذَ اللَّهُ مِيثَاقَ الَّذِينَ أُوتُوا الْكِتَابَ لَتُبَيِّنُنَّهُ لِلنَّاسِ وَلَا تَكْتُمُونَهُ فَنَبَذُوهُ وَرَاءَ ظُهُورِهِمْ وَاشْتَرَوْا بِهِ ثَمَنًا قَلِيلًا ۖ فَبِئْسَ مَا يَشْتَرُونَ ( 187 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 187
En toen God een verbond sloot met hen, die hij de schrift gaf, met den last, die den menschen bekend te maken en haar niet te verbergen, wierpen zij dit achter hunne ruggen en verkochten het voor een lagen prijs. Hoe slecht was de prijs dien zij er voor ontvingen.
لَا تَحْسَبَنَّ الَّذِينَ يَفْرَحُونَ بِمَا أَتَوا وَّيُحِبُّونَ أَن يُحْمَدُوا بِمَا لَمْ يَفْعَلُوا فَلَا تَحْسَبَنَّهُم بِمَفَازَةٍ مِّنَ الْعَذَابِ ۖ وَلَهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ ( 188 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 188
Denk niet dat zij, die zich verblijden in hetgeen zij gedaan hebben, en wenschen geprezen te worden om hetgeen zij niet gedaan hebben, denk niet dat zij van de straf zijn uitgesloten; eene groote straf wacht hen.
وَلِلَّهِ مُلْكُ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ ۗ وَاللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَيْءٍ قَدِيرٌ ( 189 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 189
God is de Heer over hemel en aarde. Hij is de almachtige.
إِنَّ فِي خَلْقِ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ وَاخْتِلَافِ اللَّيْلِ وَالنَّهَارِ لَآيَاتٍ لِّأُولِي الْأَلْبَابِ ( 190 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 190
In de schepping van hemel en aarde; in de afwisseling van dag en nacht zijn teekens voor hen die nadenken.
الَّذِينَ يَذْكُرُونَ اللَّهَ قِيَامًا وَقُعُودًا وَعَلَىٰ جُنُوبِهِمْ وَيَتَفَكَّرُونَ فِي خَلْقِ السَّمَاوَاتِ وَالْأَرْضِ رَبَّنَا مَا خَلَقْتَ هَٰذَا بَاطِلًا سُبْحَانَكَ فَقِنَا عَذَابَ النَّارِ ( 191 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 191
Die staande, zittende en liggende aan God denken en, bij het nadenken over de schepping van hemel en aarde, uitroepen: O Heer! gij hebt dit niet zonder reden geschapen. Lof zij u. Red ons van de straf des vuurs.
رَبَّنَا إِنَّكَ مَن تُدْخِلِ النَّارَ فَقَدْ أَخْزَيْتَهُ ۖ وَمَا لِلظَّالِمِينَ مِنْ أَنصَارٍ ( 192 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 192
O, Heer! indien gij iemand in het vuur stort, zult gij hem met schande bedekken. De goddeloozen hebben geene hulp van u te hopen.
رَّبَّنَا إِنَّنَا سَمِعْنَا مُنَادِيًا يُنَادِي لِلْإِيمَانِ أَنْ آمِنُوا بِرَبِّكُمْ فَآمَنَّا ۚ رَبَّنَا فَاغْفِرْ لَنَا ذُنُوبَنَا وَكَفِّرْ عَنَّا سَيِّئَاتِنَا وَتَوَفَّنَا مَعَ الْأَبْرَارِ ( 193 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 193
O Heer! wij hebben een prediker gehoord, die ons tot geloof aanspoorde, zeggende: Gelooft in uwen Heer! en wij geloofden. O Heer! vergeef ons dus onze zonden; wisch onze misstappen uit en laat ons met de vromen sterven.
رَبَّنَا وَآتِنَا مَا وَعَدتَّنَا عَلَىٰ رُسُلِكَ وَلَا تُخْزِنَا يَوْمَ الْقِيَامَةِ ۗ إِنَّكَ لَا تُخْلِفُ الْمِيعَادَ ( 194 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 194
O Heer! geef ons ook wat gij door uwe gezanten hebt beloofd, en bedek ons niet met schande op den dag der opstanding. Gij verbreekt uwe belofte niet.
فَاسْتَجَابَ لَهُمْ رَبُّهُمْ أَنِّي لَا أُضِيعُ عَمَلَ عَامِلٍ مِّنكُم مِّن ذَكَرٍ أَوْ أُنثَىٰ ۖ بَعْضُكُم مِّن بَعْضٍ ۖ فَالَّذِينَ هَاجَرُوا وَأُخْرِجُوا مِن دِيَارِهِمْ وَأُوذُوا فِي سَبِيلِي وَقَاتَلُوا وَقُتِلُوا لَأُكَفِّرَنَّ عَنْهُمْ سَيِّئَاتِهِمْ وَلَأُدْخِلَنَّهُمْ جَنَّاتٍ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ ثَوَابًا مِّنْ عِندِ اللَّهِ ۗ وَاللَّهُ عِندَهُ حُسْنُ الثَّوَابِ ( 195 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 195
God antwoordde hun, zeggende: Ik laat geene goede daad verloren gaan, wie die ook gedaan hebbe; hetzij man of vrouw. De eene onder u is uit den andere gesproten. Zij die hunne woonplaatsen hebben verlaten en uit hunne huizen werden verdreven, voor mijnen godsdienst hebben geleden, en in den slag zijn omgekomen, wil ik van alle schuld bevrijden, en zal hen brengen in de tuinen van wateren doorsneden. Dit is de belooning van God; dit is de schoonste belooning.
لَا يَغُرَّنَّكَ تَقَلُّبُ الَّذِينَ كَفَرُوا فِي الْبِلَادِ ( 196 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 196
Laat u niet verblinden door den voorspoed der ongeloovigen.
مَتَاعٌ قَلِيلٌ ثُمَّ مَأْوَاهُمْ جَهَنَّمُ ۚ وَبِئْسَ الْمِهَادُ ( 197 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 197
IJdel genot. Hunne woning zal de hel zijn; een ongelukkig verblijf.
لَٰكِنِ الَّذِينَ اتَّقَوْا رَبَّهُمْ لَهُمْ جَنَّاتٌ تَجْرِي مِن تَحْتِهَا الْأَنْهَارُ خَالِدِينَ فِيهَا نُزُلًا مِّنْ عِندِ اللَّهِ ۗ وَمَا عِندَ اللَّهِ خَيْرٌ لِّلْأَبْرَارِ ( 198 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 198
Maar zij, die God vreezen, zullen tuinen bewonen met wateren doorsneden, en zullen eeuwig daarin verblijven. Dit is de belooning van God. Wat van God komt, is beter voor de geloovigen.
وَإِنَّ مِنْ أَهْلِ الْكِتَابِ لَمَن يُؤْمِنُ بِاللَّهِ وَمَا أُنزِلَ إِلَيْكُمْ وَمَا أُنزِلَ إِلَيْهِمْ خَاشِعِينَ لِلَّهِ لَا يَشْتَرُونَ بِآيَاتِ اللَّهِ ثَمَنًا قَلِيلًا ۗ أُولَٰئِكَ لَهُمْ أَجْرُهُمْ عِندَ رَبِّهِمْ ۗ إِنَّ اللَّهَ سَرِيعُ الْحِسَابِ ( 199 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 199
Onder hen die de schrift hebben ontvangen, zijn er, die God gelooven en in hetgeen u is gezonden, en hetgeen hun is gezonden; die zich aan God onderwerpen en Gods teekenen niet voor een geringen prijs verkoopen. Zij zullen hunne belooning van God ontvangen; want God is vlug in het samenstellen.
يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آمَنُوا اصْبِرُوا وَصَابِرُوا وَرَابِطُوا وَاتَّقُوا اللَّهَ لَعَلَّكُمْ تُفْلِحُونَ ( 200 ) Al-Imran ( The Famiy of Imran ) - Ayaa 200
O, geloovigen! weest geduldig; streeft er naar, in geduld uit te munten; weest standvastig en vreest God, opdat gij gelukkig zijt.

Choose language

Choose Sorah

Choose tafseer

Participate

Bookmark and Share